Wijze van vischvangst der eskimo's.
Om visch te vangen maken deze wilden twee gaten in het ijs, van ongeveer acht duim middellijns, en zes voet van elkander, in de rigting van het noorden naar het zuiden. De opening naar het noorden wordt voor de zon beschut door eenen dam van sneeuw, dien zij, vier voet hoog, in een' halven kring, om de zuidelijke ronding van het gat henen leggen. Vervolgens maken zij om de noordzijde van de zuidelijke opening een' gelijken dam, en wel in diervoege opgetrokken, dat dezelve de zonnestralen in het gat terugkaatst. Nu legt zich de Eskimo met het aangezigt zeer na aan de noorder opening, in welke het water, door de stralen, welke in het zuidelijke gat vallen, licht genoeg geworden is. In zijne linkerhand houdt hij een rood snoer, met welk hij in 't water speelt, om de visschen aan te lokken, en in zijne regter eene spies, gereed om, zoodra zij onder het bereik zijn, hen te harpoenen. Welk een nood, of wel wat toeval zal vereischt geworden zijn, om te komen op het denkbeeld van zóó visch te vangen? Welligt zou deze wijze ook in onze stroomen met vrucht kunnen nagevolgd worden.