Rondborstigheid en welmeenende raad.
Toen lodewijk XVIII, in het jaar 1793, uit Duitschland, door Zwitserland, in het diepste incognito, naar Turyn reisde, vond hij in eene herberg, waar hij nachtverblijf houden wilde, twee Fransche officieren van de republikeinsche armee. Met den eenen van beiden liet hij zich in een gesprek in; en toen hij in den loop van hetzelve te kennen gaf, dat hij van geboorte een Engelschman maar thans op reis was en ook hoopte te eeniger tijd naar Frankrijk te komen, antwoordde hem de jonge officier met vaste stem: ‘Zoo lang ik leef, zult gij Frankrijks grond niet weder betreden. Ik weet wie gij zijt, en het vaderland gaat boven alles; - intusschen, Mijnheer, raad ik u, hier niet te overnachten.’ Lodewijk volgde dezen edelmoedigen wenk. Hij, welke dien gegeven had, was joachim murat, in later tijd schoonbroeder van napoleon en Koning van Napels.