Het Munstersche Vredesverdrag tusschen Nederland en Spanje, gesloten den 30 Januarij 1648, godsdienstig herdacht den 30 Januarij 1848, door D.F. Huët, Predikant te Rotterdam. Te Rotterdam, bij Mensing en van Westreenen. 1848. In gr. 8vo. 21 bl. f :-30.
Eene vrije vertaling of navolging van de Fransche toespraak, in welke de Eerw. huët in de avondbeurt van den 30 Januarij l.l. het Munstersche Vredesverdrag met zijne gemeente herdacht. De tekst is 1 Kon. VIII:57, 58. Na eene inleiding, genomen uit den tekst en de gelegenheid van den dag, leidt de redenaar zijne toehoorders tot de erkentenis, dat God met onse Vaderen is geweest - tot de bede, dat Hij ook met ons zij - tot den wensch, dat Zijn bijstand ons hart tot Hem neige - en tot betuiging van de zucht, om te wandelen in al Zijne wegen, en de geboden te onderhouden, die Hij onzen vaderen heeft voorgeschreven. Men ziet, hoe eenvoudig de tekst is gevolgd, en zich aan dezen de toespraak aansluit. Eenvoud, gepastheid, ernst en een Christelijke geest kenmerken het geheel. De waardige man hebbe onzen en aller weldenkende landgenooten welmeenenden dank voor dit woord, dat, op zijn pas gesproken, als gouden appelen in zilveren schalen is.