wordt geacht bezitter te zijn van fondsen, den trekker toebehoorende; hij kan dit zijn doordien de trekker fondsen bij hem heeft nedergelegd, of uit hoofde hij aan den trekker geldsommen verschuldigd is; is de betrokkene bezitter van fondsen, den trekker behoorende, dan bevat veelal de wisselbrief den last op den betrokkene, om uit die fondsen het bedrag van den brief te voldoen, en wel in dezer voege:
A.... den.... De Heer B... te.... gelieve te betalen (op zigt, of vier weken na zigt, of op den.... aan den Heer C..... [te....] of order de som van..... waarde in rekening, zullende zijnEd. valideren in rekening, volgens (of zonder) advies van
ZEd. d.w. dienaar’
‘D....’
‘- - - - - Men ziet hieruit, dat een wisselbrief wel degelijk strekken kan, om, zonder overmaking van gelden, schulden tusschen handelaren, op verschillende plaatsen woonachtig, te kwijten, doch dat het wisselcontract alleen tusschen trekker en nemer bestaan kan, de betrokkene in elk geval alleen lasthebber van den trekker is. De tallooze wissels, dagelijks in omloop, zelfs naar gedrukte formulieren, en in dezer voege zamengesteld:
De Heeer A.... te.... gelieve te betalen aan den Heer B. of order de som van.... ‘zullende ZEd. valideren in rekening voor geleverde goederen door
ZEd. dienaar C.
A..... te....
zijn geene wisselbrieven. Er blijkt niet, dat de waarde tusschen trekker en nemer is vewisseld, dat er eene wisselovereenkomst is aangegaan; de nemer is hier alleen gemagtigd tot ontvangst. Hij wordt geen eigenaar van den zoogenaamden wisselbrief, maar moet het bedrag daarvan aan den trekker verantwoorden. (Art. 1839. B.W.) Men verwarre deze wisselbrieven niet met die, getrokken aan de order van een derde, alleen ten einde de betaling te vorderen.’
Bij het naslaan van het werk, hier en daar, heeft Referent op geene onnaauwkeurigheden gestuit.
a.f. sifflé.