Friedel de Zwerver. Eene Geschiedenis uit het Duitsche Volksleven, door W. Von Horn. Te Groningen, bij F. Wilkens. 1847. In gr. 8vo. 274 bl. f 2-60.
Indien men door het Duitsche Volksleven verstaat het volksleven in Duitschland vóór ongeveer honderd jaren, dan hebben wij vrede met den titel, en als zoodanig heeft het tafereel eene bijzondere aantrekkelijkheid. Thans immers vallen, ten gevolge van meerdere aanrakingen en verkeer der volken, de verschillende zeden, gelaatstrekken, spraak en levenswijze der menschen, die men in groot aantal, door middel van spoorwegen, dikwijls op één en denzelfden dag aantreft, minder onder de aandacht van den beschrijver, dan dit vroeger het geval was. Het ons hier thans aangebodene verhaal schetst ons den dorpskleedermaker, die, als het orakel der eenvoudige boeren van zijne woonplaats en als de eenige dorpeling, die ooit iets van de wijde wereld gezien heeft, hunne winteravonden door zijne vertellingen aangenaam verkort; de avonturen van den zwervenden ketellapper, die met zijne vrouw en kinderen, en zijne gansche bezitting op eenen ezel geladen, de afgelegene bergstreken rondtrekt; benevens de lotgevallen van den landbewoner, die, door buitengewone omstandigheden in den krijg en naar de overzeesche gewesten gelokt, als een rijk man in zijn geboorteland terugkeert. Het lot van den zwerver, die, ofschoon teleurgesteld in zijne getrouwe liefde en aan eene aaneenschakeling van rampen ten doel staande, aan het einde de zelfvoldoening heeft van, in het bezit van een aanzienlijk vermogen en eenen gelukkigen ouderdom, de weldoener te zijn van al zijne bloedverwanten en voormalige begunstigers, wekt de levendigste belangstelling; weshalve wij het er voor houden, dat de Vertaler door de overbrenging van dit verhaal aan zijne lezende landgenooten eene aangename dienst heeft bewezen.