Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 614]
| |
van het verhaal, nogtans niet kennelijk strijdig mag zijn niet de wezentlijke geschiedenis, draagt dit werk ten onregte den naam van geschiedkundigen Roman. Zelfs zou de illusie van het verhaal aangenamer zijn, indien het niet gepaard ging met eene in allen deele onwaarachtige voorstelling van een nog niet zeer ver verwijderd tijdperk der Zweedsche geschiedenis. Gaarne zouden wij gustaaf den III, die zijne misslagen zoo zwaar geboet heeft, in vrede laten rusten; maar wanneer wij zijne gedachtenis hooren verheerlijken, als die van eenen beminnelijken Vorst, die het slagtoffer is geweest der aristokratie van den Zweedschen Adel, dan herinneren wij het ons onwillekeurig, dat de naauwkeurigste en nieuwste berigten den vroeger vergoden Koning hebben leeren kennen als eenen heerschzuchtigen dwingeland, die door zijne verkwistingen zijn volk verarmde, door de door hem aangemoedigde losbandigheid der zeden van zijn hof op die des volks den schadelijksten invloed oefende, en zich het treurige lot, hetwelk hem trof, al verontschuldigt dit de moordenaars niet, waardig maakte. ‘Wanneer toch,’ gelijk een geacht Zweedsch SchrijverGa naar voetnoot(*) zegt, ‘Godslasteringen de hoftaal vormen, en de eene maîtres na de andere de koninklijke sponde bestijgt, dan loert het misnoegen stellig op den drempel der vorstelijke woning.’ Even gunstig wordt in den thans aangekondigden Roman geoordeeld over 's Konings broeder karel van sudermannland, die door de ware geschiedenis wordt voorgesteld als waarschijnlijk medepligtig aan den moord van zijnen koninklijken broeder, en gedurende zijn regentschap, na den dood des Konings, zich als een valsch en gewetenloos voogd gedroeg omtrent den minderjarigen gustaaf IV. Wat den Roman als Roman betreft, die is onderhoudend en overigens niet zonder eene goede zedelijke strekking; vooral is het karakter der beminnelijke polixena zeer belangwekkend. Als een boek tot uitspanning is het werk bruikbaar voor zoodanige lezers, wie de onwaarachtige voorstelling der geschiedenis en van den voornaamsten persoon in dit verhaal niet hinderen zal. Ten slotte laten wij op ons verslag nog, als eene regtvaardiging van onze aanmerkingen, het oordeel van den beroemden Zweedschen Geschiedschrijver geyer over | |
[pagina 615]
| |
gustaaf volgen: ‘De natuur, die hem zoo vele schitterende hoedanigheden had toegedeeld, had hem die hoedanigheden niet geschonken, welke noodig waren voor zijn geluk en dat van zijn volk. Zijn onstuimige geest, aangehitst door eene al te levendige verbeelding, en beneveld door ingewortelde vooroordeelen, veroorloofde hem niet den weg te bewandelen, dien de voorzigtigheid en regtvaardigheid hem voorschreven. Zijn wil werd niet geregeld door gestrenge, zuivere en deugdzame beginselen. Hij legde altijd meer vlugheid van geest dan oordeel aan den dag. Zijne eerzucht was zonder grenzen; maar hij hechtte geen ander denkbeeld aan den roem, dan dat van eene schitterende magt, en deed denzelven meer in eene wijdklinkende meening dan in eenen wezentlijk goeden naam bestaan.’ |
|