Het geheel heeft het onderschrift: Wilhelmus hic ne humiliatur fides, en schijnt, naar het oordeel van hettema, te zijn opgerigt door den deken Jhr. watze van heetema, ter eere van den zoogenaamden Kettermeester wilhelmus lindanus, die het Protestantisme zocht tegen te gaan, maar tevens de kerk in de kerk zelve te hervormen, welke dubbele poging dezen Geloofsonderzoeker bij beide partijen gehaat maakte.
Mr. j. dirks leverde eene beschouwing van de togten der Friezen onder karel den Grooten tegen de Wilten en Avaren, in 789 en 791. Dit belangrijk onderzoek loopt door tot bl. 52. Doch genoemde Schrijver heeft nog meer willen bijdragen: want onmiddellijk hierop volgt: De Friezen voor Aken, in 1248, waaruit blijkt, van hoe veel dienst de Friesche kruisvaarders voor Koning willem zijn geweest, zoodat zij aldaar, even als zoo dikwerf in vorige tijden, eenen buitengewonen roem behaalden.
Dr. j.g. ottema vervolgde zijn Verslag over eenige Handschriften der Chronijk van Worp van Thabor, en komt bl. 84 tot het besluit, dat geen derzelve ouder is dan het eerst door hem vermelde H.S. van het Provinciaal Archief van Friesland, te Leeuwarden, waarover kan gezien worden de vrije Fries, IIIde deel, bl. 105 en 118.
Eindelijk brengt de Heer j. van leeuwen eene waardige hulde aan eise kisinga, wiens levensloop en studiën eenvoudig worden beschreven; terwijl juist daardoor de verdiensten van den grootendeels zichzelven gevormd hebbende wiskundige, vervaardiger van het meest beroemde Planetarium, des te sterker in het oog vallen.
Wij besluiten onze aankondiging met den wensch, dat het Friesche Tijdschrift steeds even gelukkig moge worden voortgezet.