Rector jacobus hovius. Deze brieven zijn hoogst belangrijk, te meer daar allen, die over den beroemden staatsman geschreven hebben, ten aanzien zijner jopgelingsjaren veelal, bij gebrek aan berigten, het stilzwijgen in acht nemen, die, wij zeggen het den Schrijver na, een helder licht verspreiden over het karakter en den aanleg van den jeugdigen geleerde, van wien men toen reeds de grootste verwachtingen koesterde.
Op blad. 14 komt voor een brief van albertine, Prinses van Oranje, aan beverningh geschreven, toen deze, bij gelegenheid der onlusten in Groningen, ten voordeele van den Prins in 1659 was werkzaam geweest, waarvoor de Prinses in genoemden brief haren dank aan hem betuigde.
Op bladz. 80 vinden wij een' hoogst belangrijken brief van willem III, Prins van Oranje, die zich ten jare 1672 te Dieren bevond, aan van beverningh. Uit dezen brief blijkt, gelijk de Heer schotel teregt aanmerkt, de niet ongegronde bezorgdheid van den jeugdigen, doch reeds zoo helder in de toekomst zienden, Vorst, aangaande de zwakheid van het IJssel-frontier, hetwelk, op eene zoo groote uitgestrektheid tusschen de vestingen, eene menigte doorwaadbare plaatsen in den IJssel had.
Als Bijdragen, komen in het eerste gedeelte van het werk nog voor eenige fragmenten uit brieven van de witt en fagel, die door derzelver belangrijkheid ten volle de opmerkzaamheid verdienen, alsmede een uittreksel van het verbael der Gedeputéerden te velde in 1672, hetwelk voor den geschiedvorscher eene geheel nieuwe bron om uit te putten kan genoemd worden.
Omtrent bruno van der dussen, aan wien het tweede deel van het werk des Heeren schotel gewijd is, heeft de Schrijver, volgens eigene getuigenis, weinig kunnen ontdekken, dat niet overbekend was. Er is echter ook hier veel, de belangstelling van den geschiedschrijver overwaardig. Behalve eenige belangrijke brieven van willem buys, die wij bl. 77 tot 82 aantreffen, komt van bladz. 82 tot 142 voor een gedeelte van de geheime briefwisseling van scheltus, Secretaris van buys te Parijs, met van der dussen. Deze brieven zijn voor de kennis der staatkundige gebeurtenissen van dien tijd van zeer veel gewigt, en wij twijfelen niet, of velen zullen er den Schrijver dank voor zeggen.
Onder de Bijlagen, die van bl. 145 tot 190 voorkomen,