wijze van een huwelijk tusschen ludolf van den berg en catherina de la capelle gebruik gemaakt heeft, onecht waren, en dat dus Graaf antoine marie pierre van breda nimmer in regte linie van gemelden ludolf van den berg afgestamd is.
In het voor ons liggende werkje worden nu die stukken, met den noodigen tekst er bijgevoegd, door den Schrijver medegedeeld. Hij heeft daardoor den strijd met den Heer tadama, over de wettige of onwettige geboorte der Heeren van breda uit ludolf van den berg, wederom opgevat, en vermeent nu door de mededeeling der oorspronkelijke stukken allen twijfel desaangaande te hebben weggenomen.
Wij twijfelen er niet aan, of velen hebben dien strijd met ons belangstellend gadegeslagen, en wij mogen ons dus overtuigd houden, dat die in zijn geheel aan allen bekend is. Het is dus niet van ons te vergen, van de vele door de schrijvers aangevoerde punten gewag te maken, en ook niet een oordeel over hunne meeningen uit te spreken, daar de tegenpartij de eenige is, die, doorkneed in al de dcelen des geschils en toegerust met de tegenbewijsstukken, in dezen oordeel kan vellen.
Wij hebben dan ook met de aankondiging van het werkje des Heeren van hoëvell gewacht, of 's mans tegenpartij, de Heer tadama, geen wederantwoord op hetzelve zou geven. Eerder dan wij verwacht hadden is dit geschied; men leze de Bijdragen voor Vaderl. Geschiedenis en Oudheidkunde van den Heer nijhoff, D. VI, bl. 118, en men zal er het antwoord des Heeren tadama vinden.
Verre van toe te stemmen, dat door het werkje van den Heer van hoëvell de zaak beslist is, meent de Heer tadama, dat zij juist niet in helderheid gewonnen heeft. Wel zegt hij, dat thans de bijlagen geheel zijn medegedeeld, waardoor nu de twijfeling, die hij vroeger opperde, of er wel originelen van de toen door den Heer van hoëvell aangevoerde kopijen bestonden, geheel vervalt; ook kan hij toegeven, dat de medegedeelde Charters en brieven alle uitwendige kenteekenen van echtheid dragen; maar hij gelooft nog, aan de inwendige echtheid derzelven op goeden grond temogen twijfelen. Hij vervolgt met eenige punten op te sommen, door hem aangevoerd, maar door den Baron van hoëvell in zijn werkje onbeantwoord gelaten, en meent dus zich ontslagen te mogen achten op die punten terug te komen. Hij gaat