Korte Besckouwing van eenige der voornaamste natuurlijke voortbrengselen van den Indischen bodem, met het oog op de plaatselijke Nijverheid en de denkbeelden van Kolonisatie op Java; door W.L. de Sturler, Ridder der Militaire Willemsorde en Oud-Majoor van het Indische Leger. (Uitgesproken in de gewone Vergadering van het Genootschap ter bevordering der Natuurkundige Wetenschappen te Groningen, op den 24 Nov. 1847.). Te Groningen, bij J. Oomkens, J. Zoon. 1848. In gr. 8vo. 53 bl. f :-60.
Dat onze Koloniën, dat Java vooral, aan het vaderland nog veel meer voordeel zouden opleveren, zoo wij van hare voortbrengselen al het nut wisten te trekken, dat zij kunnen aanbieden, kan alleen door hem betwijfeld worden, die omtrent de rijke verscheidenheid dier voortbrengselen onkundig is. De Majoor de sturler, door een langdurig verblijf in onze Indische Koloniën met veelvuldige ervaring toegerust, geeft ons in deze Verhandeling verscheidene belangrijke wenken over dit onderwerp. Wij achten het niet geheel hersenschimming, dat voortaan onze oorlogschepen, ten deele althans, op Java gebouwd zouden kunnen worden, of dat ten minste het Jattiehout, uit Indië overgebragt, bij ons tot den scheeps-