| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Handleiding bij het lezen der Openbaring van Johannes, voor beschaafde Christenen. Naar het Duitsch van Dr. F.J. Züllig, Predikant te Heidelberg. Te Groningen, bij A.L. Scholtens. 1848. In gr. 8vo. IV en 178 bl. f 1-80.
Wij vreezen wel, dat velen, reeds op den titel af, teruggeschrikt zullen worden door de gedachte, dat het de Openbaring van johannes, een tot hiertoe onverklaard en onverklaarbaar bijbelboek, betreft. Die schrik zal niet minder worden, wanneer wij mededeelen, dat, volgens den oorspronkelijken titel van het Hoogduitsche werk, het Openbaringsboek nu voor het eerst daarin verklaard is geworden. De Schrijver zelf heeft ondervonden, dat velen zich aan die aankondiging: une Apocalypse enfin expliquée, geërgerd hebben, en heeft haar echter op het veranderde titelblad meer schijnbaar, dan wezentlijk teruggenomen. Wij zelven ontveinzen niet, dat de Voorrede van den Schrijver, in deze vertaling niet overgenomen, nog al aanleiding geeft, om over ingenomenheid met eigen werk te meesmuilen, en wij gelooven, dat hiermede de gunstige opname van het werk eer benadeeld, dan bevorderd heeft kunnen worden. En echter bij dat alles wenschen wij, de hier aangekondigde vertaling onder onze Landgenooten zoo veel mogelijk verbreid te zien, en willen door deze aankondiging, naar ons vermogen, daartoe medewerken.
De Schrijver, Dr. f.j. zuellig, is niet geheel onbekend in ons vaderland. Hij is een kweekeling der Utrechtsche Hoogeschool, en een leerling van heringa. In het jaar 1810 was hij in dienst der Waalsche Gemeente van Rotterdam, en heeft toen reeds uitgegeven een Tableau Synoptique de l'Apocalypse, waarin zijne denkbeelden om- | |
| |
trent den aard en inhoud van dit Bijbelboek, nog niet ontwikkeld, maar aangeduid waren. Gedurende eene lange reeks van jaren heeft hij zijne studiën blijven voortzetten, en in 1833 heeft hij als Eerste Deel, met den titel van Eschatologische Gezigten van Johannes den Godbespraakten, uitgegeven eene Inleiding, vertaling en verklaring van Hoofdst. 1, 2 en 3. Niet weinig opzien heeft dat werk in en buiten Duitschland verwekt. Onze Godgeleerde Bijdragen hebben in der tijd, in zeer uitvoerige uittreksels, den inhoud er van doen kennen, en als wij ons wèl herinneren, met breeden lof de verdiensten van den Schrijver vermeld, als die in waarheid den sleutel tot verklaring van dit geheimzinnige boek gevonden heeft. Duidelijker en vollediger nog is de beschouwingswijze van den Schrijver bekend geworden bij de latere verschijning van het Tweede Deel, behelzende de verklaring van Hoofdst. 4-22; en het is daaruit vooral gebleken, dat de ontraadseling van vele geheimzinnige en vroeger misduide plaatsen, niet te vergeefs beloofd was geworden. Ofschoon wij voor ons niet instemmen met al de resultaten van het hier blootgelegde onderzoek, gelooven wij echter, dat de grondslagen der hier geleverde verklaring niet kunnen weêrsproken worden, en dat alzoo de eenige ware weg tot onthulling der verborgenheden van het Openbaringsboek door den Schrijver voor goed is gebaand geworden. Wij hebben geene aanwijzing gevonden, hoe de Schrijver tot ontdekking der belangrijke opmerkingen gekomen is,
waarmede hij een nieuw en helder licht over dit duisterste der Bijbelboeken verspreid heeft, Maar wij verbeelden ons, dat hij de kracht van het εῦρηκα bij ervaring heeft leeren kennen, en begrijpen het daarom te eerder, zonder het echter onbepaald goed te keuren, dat hij, bij het gadeslaan der vele vergeefsche en moeitevolle pogingen van andere bekwame en verdienstelijke Schriftuitleggers, een' toon heeft aangeslagen, die te allen tijde, als niet welluidende, en vooral bij zoo degelijken letterarbeid, als onnoodig en ongepast vermeden moet worden. - Doch onze Lezers wenschen reeds met de hier bedoelde opmerkingen en resultaten nader
| |
| |
bekend te worden. Wij gaan aan hun verlangen voldoen, zoo veel de nu vertaalde Handleiding ons daartoe de stof aanbiedt, en de beperkte ruimte van ons Tijdschrift gedoogt.
Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat zoo er ook nu nog iemand ware, die in het Openbaringsboek, of in de hier gegevene verklaring, de ontraadseling van hetgeen Gods raad den stervelingen verborgen hield, zoeken wilde, hij door zuellig, zoo min als door eenigen deugdelijken Exegeet van latere dagen, bevredigd zal worden. Evenmin behoort de Schrijver tot de zoodanigen, die met eichhorn, hier eene hoogdichterlijke beschrijving meenen te vinden van de Zegepraal der Christelijke Godsdienst over de Heidensche en Joodsche, waarbij indedaad de beschrijving van het heil der toekomstige Eeuw, in de twee laatste Hoofdstukken, wel wat vreemd achteraan komt hinken. En het allerminst wil de Schrijver zich voegen bij hen, die in de geheele Apocalypse niet veel anders meenen te zien, dan het gewrocht eener Oostersche, d.i. hier, hoogst ongeregelde en teugellooze fantasie. Volgens den Schrijver bevat de Openbaring eene profetistisch-profetische Eschatologie overeenkomstig het standpunt der Apostolische Eeuw Met andere en meer duidelijke woorden, is de inhoud van dit Bijbelboek te beschouwen als een tafereel, hetwelk ons de dingen der Toekomst voorstelt, overeenkomstig de denkwijze der Joodsche Christenen, die na den tijd van jezus, doch nog gelijktijdig met de Apostelen leefden, vertoont. Bepaaldelijk wordt hier gedoeld op hetgeen met bijbelschen term, niet de wederkomst, maar de Toekomst, Parousie van christus genoemd wordt. Aan die beerlijke verschijning van den Heer gaan, als de barensweeën eener betere toekomst, bange tijden van strijd en verdrukking en velerlei lijden vooraf. Het toppunt, maar ook het einde der vreeselijke teekenen, welke den dag des Heeren vooraf aankondigen, is de verwoesting van den Jeruzalemschen tempel en de ondergang van den Joodschen Staat. De opstanding der dooden en het
Oordeel is met de verwachte verschijning van christus verbonden. De toekomende Eeuw, het gelukzalige rijk van Jehova volgt daarna. Deze wezentlijke bestand.
| |
| |
deelen der vroegste Christelijke Eschatologie worden in de Evangeliën, de Apostolische Brieven en ook in de Openbaring van johannes gevonden. Eigenlijke voorspelling, behalve dat iedere Eschatologie uit haren aard profetisch is, wordt in het Openbaringsboek niet gevonden: of het zou de aankondiging van de nabij zijnde komst des Heeren en van Jeruzalem's verwoesting moeten zijn. Al het overige, wat niet tot het wezentlijke van de leer der laatste dingen, noch tot de eigenlijke voorspellingen behoort, moet beschouwd worden, en wil de Schrijver der Openbaring zelf beschouwd hebben, als dichterlijke voorstelling, verdichting, spel en gewrocht zijner verbeelding.
Ten aanzien nu van den wezentlijken inhoud der Openbaring: de voorstelling van de toekomst des Heeren, als die weldra, en gelijktijdig met de verwoesting van den Jeruzalemschen tempel wezen zou, doet zuellig opmerken, dat er ontegenzeggelijk bij de Joodsche Christenen der Apostolische Eeuw vergissing heeft plaats gehad, zooveel den tijd betreft, die als nabij zijnde door allen gedacht werd. Dit geldt de Apostelen en de Evangelieschrijvers zoo wel als den Schrijver van het Openbaringsboek; maar die vergissing mag niet aan jezus zelven toegekend worden, al is het dat zijne redenen, zoo als zij in de Evangeliën voorkomen, van gelijke veronderstelling schijnen uit te gaan. Doch hetgeen de hoofdzaak was in de verwachting der vroegste Christenen: de openbaring van het rijk van den christus, en een betere toestand der wereld, dit is in waarheid vervuld geworden: wel niet zoo als men het zich in de Apostolische Eeuw gedacht en voorgesteld heeft, maar eigenlijk op nog betere wijze, door de vestiging eener afzonderlijke en van de Joodsche inrigting geheel vrije Christelijke Kerk, en wel, juist zoo als de geest der Profetie het had aangeduid, ten gevolge der verwoesting van den Jeruzalemschen tempel en de vernietiging van den Joodschen Staat. In die Kerk zien wij de komst van het nieuwe Godsrijk, hetwelk bestemd was voor de wereldheerschappij. In haar aanschouwen wij de wezentlijke vervulling der Profetie van het Openbaringsbook; en is die vervulling niet geheel in dezelfde vormen
| |
| |
geschied, als waarin de Eschatologie der Apostolische Eeuw haar gedacht en verwacht heeft, dit mag niet als een bezwaar tegen het Openbaringsboek of andere Apostolische Schriften worden ingebragt, dewijl die vorm tot het menschelijke behoorde, en de Profetie, alleen naar haren wezentlijken inhoud, geestelijk en goddelijk is.
Is dus de Openbaring, naar haren eigenlijken inhoud, eene Profetische Eschatologie, het is in betrekking tot haren vorm, dat zij Profetistisch genoemd wordt. Want er wordt mede aangeduid, dat zij in haar plan naar het voorbeeld der Profetische Schriften van het Oude Testament aangelegd, en in denzelfden toon gesteld is. Hiertoe behooren de Profetische gezigten, waarin hier, naar het voorbeeld der Schriften van ezechiël, daniël en zacharia, en naar vrije dichterlijke voorstelling, de leer van de dingen der Toekomst wordt voorgedragen. Zoodanig is reeds terstond de algemeene Inleiding tot het Boek eene verschijning van den Messias jezus. Als eene tweede of nadere Inleiding vinden wij de beschrijving van eene plegtige regtszitting in den hemel, waar het boek van het goddelijke gerigt geopend, en daarmede de volvoering van het groote Godsgerigt voorbereid wordt. Dat gerigt zelf, als de groote dag des Heeren, is gelijk aan het oude Egyptische, in de dagen van mozes, en bestaat insgelijks uit tien onderscheidene zware plagen: waaraan echter hier, in het Openbaringsboek, nog vier andere plagen voorafgaan. Dit, en nog zoo veel anders, als de menigvuldige Engelverschijningen en het gesternte van den Messias, als een teeken aan den hemel getoond, is zuiver dichterlijk, en behoort tot den vorm, terwijl alleen de aankondiging van de nabij zijnde vreeselijke teekenen, die de komst des Heeren moeten voorafgaan, en van den beslisten ondergang der stad en tempel van Jeruzalem, als de wezentlijke inhoud dier gezigten te beschouwen is. Op gelijke wijze wordt de eigenlijke Toekomst van den Messias, waartoe de Opstanding der dooden en het Oordeel behoort, met vele dichterlijke beelden, als die van eene vuurzee, een draak of slang, en eenen troon als gerigtszetel, beschreven. Eindelijk is het tafereel van
het Nieuwe Jeruzalem, met zijne bronnen en
| |
| |
levensboom, met zijne ringmuren en poorten, en met zijne straten van goud en grondslagen van edelgesteenten, niet anders noch meer dan eene dichterlijke en zinnebeeldige beschrijving van het volmaakte heil der godvruchtigen in de Toekomstige Eeuw.
Maar moge het alzoo voor den vrijen blik van den Schriftverklaarder noch onmogelijk, noch zelfs moeijelijk wezen, om den wezentlijken inhoud en den dichterlijken vorm van het Openbaringsboek van elkander te onderscheiden, er komen echter menigvuldige kleinere bijzonderheden in voor, waarvan het met geene zekerheid te bepalen is, of zij naar de bedoeling van den Schrijver tot den eigenlijken inhoud, of tot de inkleeding behooren. Want de verschijning van mozes en elia, van een luisterrijk gesternte aan den hemel, van valsche Christussen en Profeten, en van booze geesten, hier als voorteekenen van de Toekomst des Heeren aangekondigd, was voor het minst bij de Joodsche Christenen der Apostolische Eeuw iets geheel anders en meer, dan dichterlijk zinnebeeld; en het is daarom wel niet waarschijnlijk, dat ook de Schrijver van het Openbaringsboek daaraan geene meer wezentlijke beteekenis zou toegekend hebben, terwijl het wederom, uit hoofde van andere redenen, niet mogelijk is, het zinnebeeldige, dat er in de beschrijving van die teekenen is, geheel te miskennen of voorbij te zien.
De taal en stijl van het Openbaringsboek zijn afwisselend dichterlijk en prozaïsch. Dichterlijk is de taal van al wat de Schrijver geeft, als door hem van andere, hemelsche wezens gehoord, prozaïsch daarentegen is de woordvorm in de beschrijving van al wat hij voorstelt, als door hem gezien. De dichterlijke vorm en maat is in den zin van het Hebreeuwsche Parallelismus bedoeld. - Hebreeuwsch, meer dan eenig ander boek des Nieuwen Testaments, is de Apocalypse in hare taalvormen, om de natuurlijke reden, dat de Schrijver, bij het zamenstellen, altijd bepaalde plaatsen der oude Profetische Schriften voor den geest had, die hij in zijn tafereel navolgde of op andere wijze gebruikte; waardoor het gebeuren moest, dat veel, hetwelk anders on- | |
| |
verstaanbaar was, helder en duidelijk wordt, zoodra wij het ons voorstellen als door den Schrijver in het Hebreeuwsch gedacht, en als uit het Hebreeuwsch in Grieksche woorden overgezet.
Het meest eigenaardige in den vorm van het Openbaringsboek is gewis de als in raadselen verborgene inkleeding, en de schier ontelbare afzonderlijke raadselen, wier ontknooping den sleutel tot verklaring van de meeste duistere plaatsen als van zelve aangeeft. Kennelijk toch heeft de Schrijver in de zamenstelling en zamenvoeging van beelden en woorden, met geheimzinnig overleg, behalve de door hem uitgesprokene gedachten, nog eenen anderen zin verborgen, dien hij wil dat de lezers zoeken en raden zullen, en om welken te kunnen vinden, hij in sommige gevallen zelfs eenige wenken geeft. Bekend is het geheimzinnige getal van 666, waarmede de groote tegenstander van den christus en zijn rijk wordt aangeduid, en waarop zoo vele vernuften, groote en kleine, gedurende al de verloopene eeuwen zich hebben stomp gedacht. Andere vernuftige spelingen, in de kunstmatige schikking en zamenvoeging van beelden, volzinnen en woorden, hebben betrekking tot de getalen van 2, 3, 4, 7, 10, 12 en hunne veelvouden. Nog andere kunstmatige uitdrukkingen en vormen zijn te verklaren uit de voorstelling der oude Joodsche en Christelijke wereld, waarbij de hemel, aarde, zee en afgrond, als de vier groote deelen van het Heelal gedacht werden. Soms wordt gesproken van geheimzinnige namen van God, christus, de Godvruchtigen, het Godsrijk, die niet opgegeven, maar toch met enkele wenken en aanwijzingen te raden gegeven worden. Op nog velerlei andere wijze is de Enigmatiek der Hebreën hier in praktijk gebragt, en moet zij alzoo weerkeerig gekend en beoefend worden, om vele duisterheden van het Openbaringsboek te ontraadselen. Het is vooral te dezen aanzien, dat zuellig bijna overal zich als een gelukkig Exegeet en schrander Enigmatieker kennen doet. En mogt hij, gelijk ons toeschijnt, eene enkele maal, door zijn vernuft tot onhoudbare redenering geleid zijn geworden, wij gelooven toch dat vele door hem aangewezen
| |
| |
ontraadselingen, als eene niet verwerpelijke winst voor de wetenschap, door de Exegeten zullen moeten overgenomen en opgelegd worden.
Overeenkomstig met zijne geheele beschouwingswijze, heeft zuellig de planmatige verdeeling van het Openbaringsboek opgegeven, als bestaande uit Zeven onderscheidene Profetische Gezigten. Het eerste Gezigt, eene zuiver dichterlijke Inleiding van het geheele Boek, bevat eene persoonlijke verschijning van den Messias jezus, met de Zeven Godspraken (Brieven). Hoofdst. I:12-III:22. Het tweede Gezigt, eene bijzondere Inleiding tot de beschrijving van de teekenen der laatste tijden, vertoont eene Geregtszitting in den hemel, waarbij het Boek met zeven Zegelen door den Messias geopend wordt. H. IV-VII. Het derde, vierde en vijfde Gezigt, het Zevende Zegel met de zeven Bazuinen; de Zevende Bazuin met den Satan, den Anti-Christ en zijnen Profeet, als de drie groote tegenstanders van het Christusrijk; en de zeven laatste plagen met het valsche Jodendom, als eene andere vijandige magt tegen het rijk van God en christus, bevatten de aankondiging der barensweeën of vreeselijke teekenen die den dag, de Toekomst des Heeren moeten voorafgaan. H. VIII-XVIII. Het zesde Gezigt beschrijft de Toekomst van den Messias zelven, met zijne duizendjarige heerschappij, en de daarop volgende algemeene Opstanding en het Oordeel. H. XIX, XX. Het zevende Gezigt, het Nieuwe Jeruzalem, en het herstelde Paradijs, is eene dichterlijke voorstelling van het heil der Godvruchtigen in de Toekomstige Eeuw. H. XXI, XXII.
Op het standpunt, dat zuellig heeft ingenomen, is het allezins natuurlijk, dat het onderzoek naar de echtheid van het Openbaringsboek alleen ten aanzien van geschiedkundige waarheid waarde hebben kan. Het boek moet overigens, om zijns zelfs wil, gewaardeerd worden, wie ook de Schrijver wezen moge. Wij schrijven het daaraan toe, dat dit onderzoek in deze Handleiding niet alleen zoo weinig uitvoerig, maar ook in vergelijking van al het overige, zoo weinig naauwkeurig en zelfs oppervlakkig is. Naar inwendige gronden wordt het boek aan den Apostel johannes
| |
| |
toegekend, en dat niettegenstaande de latere onderzoekingen van ewald, de wette en luecke door onzen Schrijver gekend, gebruikt en gewaardeerd zijn! Het is niet onwaarschijnlijk, dat het vroeger ontvangene onderwijs van onze vaderlandsche Exegeten een' te diepen indruk bij zuellig heeft gemaakt, om zijnen blik bij dit gedeelte van zijn onderzoek, als bij het overige, vrij en zuiver te doen zijn. Wij voor ons erkennen gereedelijk niet in te zien, hoe iemand, wiens Dogmatische begrippen hem overigens niet in den weg staan, den Schrijver van het Openbaringsboek met dien van het Evangelie en de Brieven als identisch beschouwen kan; en dit te minder, wanneer de Apocalypse, gelijk hier geschiedt, naar inhoud en vorm, als eene profetistisch-profetische Eschatologie beschouwd wordt. Doch ook den Schrijver blijve zijn regt, om zijn gevoelen, tegenover dat der verdienstelijkste Exegeten, uit te spreken en te handhaven! Ja, bij de bewustheid, die hij hebben moest, dat hij den inhoud en vorm van het Boek juister dan een hunner gekend en beschreven heeft, is het ligtelijk te begrijpen, dat zelfs de namen, die anders geacht worden iets te zijn, niet zwaar genoeg bij hem gewogen hebben, om zijne overtuiging naar hun gevoelen te doen overslaan.
Wat ons in deze Vertaling gegeven wordt als Handleiding bij het lezen der Openbaring, is in het oorspronkelijke werk de Inleiding tot de Vertaling en Verklaring van het Open baringsboek. De Uitgever is voornemens het geheele werk, maar met aanmerkelijke bekorting, in nog twee stukken te doen volgen. De Vertaler is over het geheel wèl berekend voor zijne taak; immers zoo veel wij daarover hebben kunnen oordeelen. Want eerlijk willen wij bekennen, dat wij, bij het opmaken van ons verslag, liever en meer het oorspronkelijke werk, dan de vertaling gebezigd hebben. Op enkele uitdrukkingen in de vertaling hebben wij gestooten, als zaamgelapt (zaamgevoegd), lapwoorden (stopwoorden), vermenigvuldigingen (veelvouden), kunstig schouwspel der Openbaring (kunstige Dramatische toestel van het Openbaringsboek), sproken (verhalen der Overlevering), wereld- | |
| |
deelen (Welttheile, deelen van het Heelal), uitstalling van beelden (Bildersaal, Beeldengalerij), oordeelsboek (boek van het regt of gerigtsboek). De naamlijst van Uitlegkundige Geschriften had uit de Voor ede van het Tweede Deel moeten aangevuld zijn. Maar de Vertaler behoeft wel niet meer dan eenen enkelen wenk, om zijne taak met verhoogde zorgvuldigheid voort te zetten. Wij hopen, dat de deelneming van het beschaafde publiek hem en den Uitgever niet onbreken zal. Aan de belangstelling van allen, inzonderheid van Theologen, bevelen wij het oorspronkelijke werk en de vertaling met vernieuwden aandrang aan. Niet ligtelijk zal iemand het geschrift van zuellig met aandacht lezen, zonder voor zich zelven iets en veel geleerd te hebben; en dit kan wel niet van alle noch zelfs van vele boeken getuigd worden. |
|