| |
Handboek der Oorheelkunde van Dr. M. Frank, vertaald, omgewerkt en met eenige aanteekeningen voorzien uit de openlijke Otiatrische Lessen van den Hoogleeraar A.A. Sebastian, door A.H. Swaagman, Med. Chir. et Art. obst. Doct. Met Platen. Te Groningen, bij H.R. Roelfsema. 1847. In gr. 8vo. f 7-30.
Bij vroegere gelegenheden werd in dit Tijdschrift reeds de aandacht gevestigd op den verwaarloosden toestand der oorheelkunde hier te lande niet alleen maar ook in het buitenland. Ref. spoorde reeds een aantal jaren geleden de geneeskundigen aan, om met hem handen in een te slaan, ten einde daaraan een einde te maken. Hij gaf daartoe het voorbeeld en vestigde nu en dan de aandacht op enkele belangrijke punten, de oorheelkunde betreffende. De sluimering, waarin de oorheelkunde lang verkeerd had, scheen op te houden, de ontwaking naderde, want verschillenden toch dachten er aan, om een of ander buitenlandsch pro- | |
| |
duct op Nederlandschen bodem te brengen. - Dr. swaagman was een van diegenen, die begrepen, dat het belang der oorheelkunde onder ons wel het meest zoude bevorderd worden door eene vertaling te leveren van het beste der bestaande oorheelkundige werken; daar het toch wel een reuzenwerk zal heeten, een zelfstandig, op eigene ervaring gegrond werk van een' Hollandsch heelkundige in het licht te zien verschijnen. - Alhoewel Ref. in het algemeen een vijand is om bijna alles, wat het buitenland oplevert, in een Hollandsch gewaad te zien steken, daar dit bij onze geneeskundigen waarlijk voor een groot deel den moed heeft uitgebluscht, om hunne eigene gedachten te doen werken, zoo zijn er evenwel uitzonderingen daaromtrent. Tot eene dezer uitzonderingen behoort dan ook wel het vertalen van eene oorheelkunde, en de geneeskundigen in Nederland zijn den Heer swaagman dank verschuldigd voor zijn werk. Hij heeft het doel bereikt; en alhoewel de oorziekten vaak het oog behoeven van een in dit bijzonder vak ervaren persoon, moet geen geneeskundige onkundig blijven, wat er in de laatste jaren in het belang der ongelukkige gehoorlijders geschied is; hij moet dengene kunnen beoordeelen, die zich meer speciaal op de behandeling der oorziekten heeft toegelegd. - Ten volle raden wij allen geneeskundigen, die de Hoogduitsche
taal niet magtig genoeg zijn, aan, deze vertaling ter hand te nemen; want Dr. frank's Handboek is het beste wat tot den huidigen dag bestaat. Het is waar lincke bewees der wetenschap eene groote dienst door zijn belangrijk werk; maar het is niet zoo geschikt om een' oningewijde dadelijk zoodanig het vak, waarin hij vreemdeling is, te verduidelijken. - Om het belang der zaak zal Ref. een breedvoerig verslag van het werk zelf geven en bij belangrijke punten even stilstaan. - De vertaling wijkt hier en daar van het oorspronkelijke af door eene doelmatige rangschikking. Alhoewel Ref. het beter had gevonden om, gelijk in het oorspronkelijke, de afbeeldingen tusschen den tekst te behouden, zoo strekken de achter het werk gevoegde platen niet tot minder sieraad en nut, daar het ar- | |
| |
mamentarium der oorheelkunde bijna volledig daarin opgenomen is.
Eerste gedeelte, over de Oorziekten in het algemeen (bl. 1-253).
Inleiding (1-18). Alvorens de Schrijver overgaat tot een geschiedkundig verslag van de vorderingen der oorheelkunde, doorloopt hij de aanleidende oorzaken, waarom deze tak der heelkunde zoo lang als het ware niet tot het domein van den geneesheer gerekend werd, maar veeleer in handen bleef van den rondreizenden kwakzalver. Tot een dezer oorzaken wordt te regt gerekend, de weinige pathologische onderzoekingen van het gehoororgaan en de schaars verspreide kennis van den bouw en de verrigtingen der deelen van het oor. - De geneeskundige wetenschappen nemen van dag tot dag te zeer de hulpbronnen te baat, om niet te veronderstellen dat deze langzamerhand ook meer op het gehoororgaan zullen toegepast worden. - Eene andere groote oorzaak staal evenwel aan de vorderingen der oorheelkunde meer in den weg naar het oordeel van den Ref., en dit is wel het weinige succes dat tot nog toe door de oorheelkundigen zelven behaald is, en de invloed die dit niet alleen uitoefent op de lijders, maar helaas op de geneeskundigen zelven. In plaats dat de geneesheer zoude inzien de moeijelijkheden die eene goede diagnosis tot eene oorziekte oplevert, haalt hij voor den man, die zich meer speciaal met deze ziekten ophoudt, medelijdend den schouder op, hij houdt den patient gedurende jaren af, zich tot den oorarts te wenden, en wanneer door hem alle hulpmiddelen uitgeput zijn tot bestrijding der ziekte, wanneer het gebrek op die hoogte gekomen is, dat menschelijk vermogen hier niets meer vermag, dan gelooft èn patient èn geneesheer dikwijls dat de tijd gekomen is om hier den oorarts te raadplegen. De honderdtallen oorziekten, die ik sedert een aantal jaren gelegenheid had te onderzoeken, leverden het duidelijkst bewijs hiervan op; een groot aantal dier gebreken zoude in het begin van hun ontstaan, gelijk iedere andere ziekte, te herstellen zijn; maar men dient eerst van een ingeworteld denkbeeld af te wijken, dat namelijk eene beginnende
ge- | |
| |
hoorziekte niet volstrekt alleen door plaatselijke middelen moet behandeld worden. - Het is waar, de oorspronkelijke Schrijver zegt, dat er vele nog niet verouderde gehoorziekten bestaan, die door eene gepaste plaatselijke behandeling kunnen verholpen worden; maar ter beoordeeling hiervan, of deze al of niet aangewezen is, zal een gepast onderzoek toch wel moeten voorafgegaan zijn, en hoe dikwijls dit over het hoofd gezien wordt, weet alleen Ref. te bevestigen, die daarom alle regt heeft om tegen dit misbruik te velde te trekken. - Het algemeen heerschende kwaad om, zoodra er een oorgebrek bestaat, noch op oorzaken, noch op verschijnselen, noch op andere vergezellende ziekten te letten, en alleen aan eene plaatselijke kwaal plaatselijke middelen tegenover te stellen heeft menig nuttig lid der maatschappij uit zijnen werkkring gerukt, heeft menig jong wicht rijp gemaakt voor de doofstommengestichten. - Geneeskundigen, het is eene harde waarheid, die ik, helaas! tegenover kunstbroederen moet ternederstellen; het is zoo, wij zijn dikwijls zelven oorzaak, dat het vertrouwen de lijders niet zoodanig bezielt, als het wel behoorde. Zij zien dikwijls zelven te zeer in, en wel dan, wanneer het te laat is, dat menschlievendheid vaak niet de handelingen van den geneesheer bezielt, maar dat bijoogmerken, en wat wel het ergst is, niet te durven bekennen, dat hij in de kennis dezer ziekten niet genoeg gevorderd is, het doel zijner handeling zijn; dat dan de geneeskundigen ook daarom een werk doorlezen, dat hun de eerste kennis zal geven van geschiedkundige ontwikkeling der oorheelkunde, wat zij was en voornamelijk wat zij nu is! - Met achting herdenkt men de namen van hen, die aan de ontleedkunde des gehoororgaans eene geheel nieuwe rigting gaven, vesalius, eustachius, fallopius, casserius, later scarpa, sömmering, cotunnius, en rosenthal; maar voornamelijk noemt de Schrijver te regt
duverney, die in 1683 een belangrijk werk het licht deed zien, dat ontleedkunde en physiologie zoowel, als de toen bekende gehoorziekten, mededeelde. - Ref. had van den Vertaler gewacht, ook hier onzen landgenoot niet te zien vergeten, den
| |
| |
Heer van den broek, die een allerbelangrijkst werk over anatomie en physiologie van het gehoor het licht doet zien, alles naar eigene onderzoekingen bewerkt. - Daar het doel van den Schrijver alleen is om practische wenken te geven, zoo noemt hij uit de geschiedenis ook alleen die mannen op, die de oorheelkunde als het ware tot eene wetenschap gemaakt hebben. - Met eerbied zal daarom immer de naam van den waren menschenvriend, den beroemden itard, genoemd worden, niet alleen dewijl hij zijn geheele leven opofferde voor doofstomme en doove lijders, maar ook na zijnen dood trachtte nuttig te zijn. Niet alleen dat zijn werk als geschiedkundig monument in waarde zal blijven, maar hij begreep dat zijn vermogen ook tot verzachting van zijne lijdende natuurgenooten kon strekken. Hij bestemde een fonds, waaruit alle twee jaren een prijs toegekend wordt voor het best gekeurde praktische werk in dit tijdvak uitgegeven. - In den loop dezer aankondiging zal Ref. gelegenheid genoeg hebben, ook andere mannen te gedenken, die aan de oorheelkunde groote diensten bewezen hebben. - In het voorbijgaan worden evenwel niet vergelen kramer, deleau, lincke, schmalz, menières, wolff, bonnafont, hubert valleroux, curtis, buchanan. - Alvorens van de inleiding af te stappen worden de verdeelingen opgegeven, die men getracht heeft aan te nemen bij de behandeling der oorziekten. - Het is waar, eene goede verdeeling strekt dikwijls tot een' gemakkelijken leiddraad in de beschrijving van deze of gene ziekte. - Refs. meening is het, dat men nog niet ver genoeg gevorderd is in de kennis der verschillende gehoorziekten, om reeds eene vaste verdeeling daaromtrent te maken, en wij juichen het van den Schrijver toe, dat ook zoodanig zijne meening was, daar hij hieromtrent geen stelsel schijnt aan te kleven. - Na de uitgave van Dr. frank's vertaling heeft schmalz in zijne Allgemeine
Pathologie des Gehörorganes eene verdeeling aangegeven in de ziekten van het werktuig des gehoors en de ziekten van het zintuig zelf, welke om de belangrijkheid hier opgegeven is. De eerste worden verdeeld: A. Naar den aard der ziekten in 1o. de ontstekingen.
| |
| |
2o. De mechanische ziekten van het oor. 3o. De zenuwziekten. B. Naar de stoornis in de verrigtingen van het zintuig des gehoors. 1o. De quantitative stoornis, dat is in eene ziekelijke opwekking en de vermindering van het hooren. 2o. De qualitative stoornis, Anomalacusis (Anomaliae acusticae, itard); zij bestaat daarin, dat werkelijk gehoorde toonen op een of beide ooren op eene andere wijze gehoord worden, dan dit bij goedhoorenden het geval is. Deze verdeelt schmalz weder in a. het nagalmen der toonen, parecho (Resonantia sonorum); hier wordt iedere toon verlengd gehoord, zoodat de volgende toon zich met de vorige verwart; b. het valschhooren, Paracusis (Paracusis musicalis); hier worden toonen geheel anders waargenomen dan bij goedhoorenden; dit heeft voornamelijk betrekking bij het hooren van muzijk en gezang; zij, die daaraan lijden, verliezen hun muzijkale gehoor; c. het dubbelhooren, diplacusis (Paracusis duplicata), waarbij de toonen op beide ooren verschillend worden waargenomen, zoodat de zieke bij het spreken of bij het bespelen van een instrument dezelfde woorden of toonen tweemaal, en gelijktijdig twee van elkander verschillende stemmen of instrumenten gelooft te hooren - of dat hij de klank regts één of eenige toonen dieper hoort dan links - of dat de toonen op beide ooren eenen verschillenden indruk maken. 3o. Het oorensuizen, dat is er worden geluiden gehoord, die niet van buiten af naar het werktuig des gehoors gevoerd worden. - Deze aandoening, lastiger wel dan de doofheid zelve voor de lijders, kan men in vele onderdeelen verdeelen, bijna in zoo veel men wil. - Wat doet het er evenwel toe, komt men daarmede
iets nader tot herstelling? Dit is evenwel bijna zeker en Ref. heeft dit te dikwijls reeds waargenomen, dat daar waar deze aandoening bestaat, zonder vergezellende doofheid, dit als een prodromen van de eerlang volgende vermindering van het hooren mag beschouwd worden. Nimmer nog merkte ik dit verschijnsel op, of, al naar gelang van de meerdere of mindere intensiteit, volgde de doofheid korter of langer daarop, en al naar dat de doofheid nu toeneemt, vermindert de lastige
| |
| |
oorsuizing, waarnaar de lijders slechts verlangen, al wordt dit betaald met het gemis des gehoors. Door de aandacht op dit belangrijke punt der oorheelkunde te vestigen, zoude welligt eens eene aanmerkelijke dienst aan de lijdende menschheid kunnen betoond worden. - Om deze aankondiging te voltooijen acht Ref. het noodig, hier en daar het later in de oorheelkunde bekend gewordene mede te deelen, en daarom stond hij bij de medeeling van schmalz' verdeeling lange stil. De tijd moet leeren wat in deze te waardeeren zal zijn.
Om tot frank's werk zelf terug te keeren, gaan wij dan zijne symptomatologie (19-45) na. - Geen wonder dat hieromtrent veel te zeggen, veel aan te merken valt. - Het belangrijkste deel van chirurgie zoowel als van pathologie berust toch op het maken van eene zuivere diagnosis. - Hoe veel te meer moet het bij de nog zoo duistere gehoorziekten niet alleen, maar ook bij de zoo duistere symptomata, moeijelijk vallen, deze tot een goed geheel te brengen en eene gevolgtrekking daaruit te maken. - Blijven wij voor een oogenblik bij de leer der verschijnselen stilstaan; de Schrijver verdeelt ze in subjectieve en objectieve verschijnselen. - Om den graad der doofheid te bepalen, hebben pfingsten, itard, wolke en anderen, verschillende middelen aan de hand gegeven. Geen werktuig, hoe vernuftig ook uitgedacht, zal den waren graad daarvan naauwkeurig kunnen bepalen. Ondervinding alleen, de gedurige omgang met dooven en het met een' goeden slag voorzien repetitie-zakuurwerk is wel naar Refs. meening het beste. Dikwijls heb ik ook dit niet noodig, en vergenoeg mij met de stem zachter of harder te doen klinken, en zoo doende met den graad der doofheid bekend te worden. - Op des Schrijvers aanmerking, dat de vatbaarheid voor de waarneming van de menschelijke stem niet altijd geëvenredigd is aan die voor de waarneming van een bepaald geluid, moet ik de opmerking maken, dat het juist dit is, hetgeen ik zoek, daar de gehoorlijders aan een bepaald geluid gewoon raken, en zich verbeelden het te hooren; maar dit is niet mogelijk met de menschelijke stem, daar ik de lijders nu en dan laat herhalen hetgeen ik gesproken heb. En hier neemt de Schrijver ook onder de
| |
| |
subjective geluidswaarnemingen op, het oorensuizen. - Het doet ons leed in deze geheel en al van den Schrijver te moeten verschillen: als symptoom heeft het oorensuizen voor ons volstrekt geene waarde meer, want, gelijk wij straks mededeelden, en gelijk ook het gevoelen van schmalz schijnt te zijn, bestaat er dikwijls een oorensuizen zonder vergezellende doofheid, maar deze volgt bijna altijd later. De staat van duisternis, waarin omtrent dit hoofdverschijnsel nog verkeerd wordt, laat het niet toe, om langer daarbij stil te blijven staan. - Daar de objectieve verschijnselen, in verband met de subjectieve, dadelijk het hoofdstuk diagnostiek (46-135) insluiten, zoo staat ook Schrijvers gevoelen op den voorgrond, dat men geene uitspraak in de eene of andere gehoorziekte mag doen, zonder niet alleen de subjectieve, maar ook de objectieve verschijnselen in den volsten zin des woords nagegaan te hebben, Ref. huldigt des Schrijvers gezegde: ‘de diagnose moet altijd op een' met behulp der noodige werktuigen behoorlijk bewerkstelligd onderzoek berusten, en nimmer op subjectieve verschijnselen’ (alleen).
Ook op dit punt stond Ref. reeds vroeger stil, en hij hoopt dat geneeskundigen in het algemeen zijne reeds zoo treurige gemaakte ervaringen eenigzins tot rigtsnoer zullen nemen, ten einde te trachten het groote aantal ongelukkigen daardoor te verminderen. - De werktuigen, volgens den Schrijver tot een doelmatig onderzoek noodig, zijn: 1. Een oorspiegel. 2. Een klein pincet. 3. Eene zilveren, matig dunne sonde. 4. Een catheter met eenige darmsnoeren, en 5. een handblaasbalg of luchtperspomp. - Na eenige oogenblikken stil gestaan te hebben bij het onderzoek van het uitwendige oor met het ongewapend oog, wordt eene ontleedkundige beschrijving daarvan gegeven. - Op eenige uitweiding omtrent de plaatsing van den patient tot onderzoek bij zonlicht zoowel als door den oorspiegel, volgt eene zeer naauwkeurige beschrijving van de verschillende uitgevondene middelen tot onderzoek van den uitwendigen gehoorweg. - Ieder oorheelkundige bijna maakt eene wijziging in den een' of anderen oorspiegel, die hem het best bevalt. In bijna alle vindt men dan ook het oorspronkelijke
| |
| |
denkbeeld terug. Ook onze landgenoot, de Heer van den broek, wordt hier door den geachten Vertaler herdacht. In 1842 toch gaf hij een' nieuwen spiegel aan de hand; in datzelfde jaar werd door mij in het Archief van Dr. heije hiervan melding gemaakt, en tevens gezegd, dat deze spiegel mij reeds herhaalde malen nuttig was geweest, dat ik hieraan eene verbetering gebragt had, door namelijk een' gewijzigden spiegel van kramer met dien van den Heer van den broek te verbinden. - Tot nog toe bepaal ik mij alleen tot deze twee werktuigen, en daar waar het ongewapende oog te kort schiet, neem ik mijne toevlugt tot deze voor de diagnostiek onmisbare spiegels.
Na het inbrengen van den oorspiegel in den gehoorweg moet de staat van het oorsmeer dadelijk wel onze aandacht vestigen. Behalve de ziekelijke ophooping daarvan oefent deze stof eenen dadelijken invloed uit op de regelmatige overbrenging van de geluidstralen naar het trommelvlies; eene groote menigte aandoeningen van den uitwendigen gehoorweg worden door ziekelijk verhoogde of verminderde afscheiding van het oorsmeer voortgebragt. Daar waar de ziekten dieper, zoowel in het middengedeelte van het oor als in het labyrinth gezeteld zijn, is ook de afscheiding van dat oorsmeer dan in vele gevallen in het lijden betrokken. Een bewijs dus dat op dit onderwerp de aandacht bij het onderzoek moet gevestigd blijven. - Wat evenwel bij het onderzoek het meest moet gelden is de staat van het trommelvlies. Zonder oorspiegel is dit onderzoek bijna niet mogelijk, en nog daar waar door verschillende aandoeningen de gehoorgang vernaauwd is, moet men trachten door den oorspiegel zelven tot het naauwkeurigste onderzoek te geraken; en wat ook verschillende schrijvers mogen gezegd hebben tot aanprijzing der sonde bij het onderzoek van het trommelvlies, deze wijze blijft immer onzeker en wat meer zegt gevaarlijk. Om over den juisten staat van een abnormaal trommelvlies te kunnen oordeelen, is het noodig om dit dikwijls in normalen toestand onderzocht te hebben. Zonder dat zoude men ligtelijk tot dwalingen kunnen geraken, zoo als in het geval van fabrici, waar hij namelijk bij een'
| |
| |
officier het trommelvlies aan beide zijden diep naar binnen gedrongen vond. Even zoo in het medegedeelde geval van steegh, waar door middel van zuigen een door een hevig geluid naar binnen gedreven trommelvlies wederom in natuurlijke ligging gebragt werd. - Te regt weidt de Schrijver uit omtrent het verkeerde van de denkbeelden van verslapte of naar binnen gedrongene tympana. Al deze redeneringen berusten op hypothesen. Eene naauwkeurige anatomische kennis der ligging van dit deel zal de ongegrondheid daarvan genoeg in het oog doen springen.
Bij het onderzoek van de trommelholte door middel van zamengeperste lucht langs de tuba Eustachiana staat de Schrijver lang stil. De verschillende geluiden, die de lucht hier voortbrengt, worden naar het stelsel van deleau verdedigd. Ref. erkent te veel de verdiensten van deleau, om veel hiertegen te willen aanvoeren; alleen dit schijnt hem zeker, dat deleau in zijne vooringenomenheid met zijne uitvinding te veel hierin heeft willen zoeken, en zoo is het ook met de beschrijving van de verschillende geluiden, die bij het onderzoek zouden voortgebragt worden. - Ik heb mij overtuigd, dat dit te veel van toevallige omstandigheden afhangt om voor alsnog bepaalde regelen hieromtrent op te geven. En wat de bewering van lode betreft, dat het indringen van zamengeperste lucht uit den catheter in den tuba niet mogelijk zoude zijn volgens aërostatische wetten, is een te groote dwaling naar ons inzien, hetgeen ook kortelings door schmalz zelven erkend is; en het zal wel niet twijfelachtig zijn, of lode zelf zal spoedig dit zijn geuit denkbeeld laten varen, daar de ondervinding zekerlijk hierin veel meer opweegt, dan alleen de uitlegging in deze van aërostatische wetten enz. - Na zoo wel van de trommelholte als van de Eustachiaansche buis eene ontleedkundige beschrijving gegeven te hebben, komt het voor den oorheelkundige belangrijke onderwerp, de keus van den catheter. - Alvorens daartoe over te gaan wijdt de Schrijver nog uit omtrent de palatometer, een werktuig tot juiste bepaling der ligging van de monding der tuba Eustachii; ten einde te weten hoe ver de catheter in den neus moet voortgescho- | |
| |
ven worden. - Dit werktuig is, naar Refs. oordeel, zoo niet ondoelmatig, ten minste zeker overbodig. - De oorarts die deze bewerking herhaalde malen heeft gedaan, heeft niet noodig tot een dergelijk middel zijne toevlugt te
nemen. - De lijders hebben te dikwijls reeds veel tegen het catheterismus zelve, om niet zooveel mogelijk alle omhaal van werktuigen te vermijden, zoo deze niet volstrekt noodig zijn. Beter zoude dan nog naar Refs. oordeel zijn de handelwijze van Prof. gunther, die tot hetzelfde doel geraakt door het snel naar achteren voeren van den tweeden vinger in den mond tot aan het zachte verhemelte en tot aan de monding van de tuba Eustachii. - De geachte Vertaler zegt in eene noot, bl. 116, de handelwijze van Prof. gunther niet goed te keuren, daar deze in vele gevallen met verschillende onaangenaamheden voor den lijder vergezeld gaat. Alhoewel herhaalde malen deze methode door mij is aangewend, heb ik met geene bijzondere onaangenaamheden te kampen gehad. Maar al ware dit zoo niet, dan moet ik met den Vertaler instemmen, het nut van deze handelwijze niet in te zien. Immers de geoefende heelkundige zal spoedig genoeg den catheter appliceren; behalve nog dat het inbrengen van den vinger in den mond, vooral wanneer dit niet volstrekt noodzakelijk is, voor vele personen iets onkiesch in zich bevat. - De Schrijver geeft nu eene breedvoerige beschrijving van de verschillende aangeradene catheters. Hetgeen vroeger opgemerkt is omtrent den oorspiegel, is ook op dit werktuig toepasselijk. De meeste oorheelkundigen hebben ieder een eigen bogt voor den catheter opgegeven. - Zekerlijk zal men, wanneer men dagelijks herhaalde malen deze bewerking moet doen, ligtelijk liever tot ééne soort van catheter overhellen. Immers voor het eerst een' patient onderzoekende, zal een heelmeester dien catheter nemen, dien hij het meest gebruikt en waaraan hij gewoon is. Evenwel is het noodig bijna alle aangegevene catheters te bezitten, daar het bijna niet mogelijk is eene soort van catheter aan te raden, vermits de neusgang bij de meeste personen verschilt en het dikwijls noodig wordt achtereenvolgends verschillende aan te nemen,
tot dat hij
| |
| |
den goeden gevonden heeft. Uit dit alles blijkt, dat het zeer moeijelijk zoude zijn om te bepalen, wiens catheter wel de beste zoude zijn. De meest door mij gebruikt wordende in de laatste twee jaren is de gewijzigde van deleau en die van schmalz. Vroeger was ik gewoon meestal dien van kramer te gebruiken. - De voorkeur, die door sommigen alleen aan den elastieken catheter gegeven wordt, schijnt Ref. toe wel wat partijdig te zijn. Want hij, die gewoon is aan een' zilveren catheter, zal de bewerking even zoo zacht uitvoeren als hij, die aan een elastieken gewoon is. En de voordeelen buitendien, wat het verder inschuiven betreft van den laatsten, schijnen mij toe zeer overdreven te zijn. - Alvorens den catheter in te brengen, zijn wij gewoon altijd den catheter in een glas gevuld met koud water gedurende eenige oogenblikken te doen vertoeven, alsdan verdragen de lijders de aanraking daarvan het best, en voor de zindelijkheid is dit bij uitnemendheid goed. - Pappenheim's gunstig gevoelen omtrent het doen appliceren van den catheter aan den lijder zelven, wanneer er namelijk eene dagelijksche applicatie van gassoorten in de tuba of trommelholte moet plaats hebben, kan Ref. volmondig bevestigen. Het is waar, het is niet altijd mogelijk, dit aan ieder toe te vertrouwen; ik had gelegenheid dit eenige malen enkele personen aan te leeren, die naar de plaats hunner woning gingen en die dagelijks, of zoo dikwijls door mij voorgeschreven was, de aanwending daarvan deden. En dat dit goed geschiedde, leverde wel het bewijs, dat een dezer personen, terwijl hij zich te Parijs bevond, ook den raad van den oorheelkundige menières vragende, verzocht, wanneer de catheter moest geappliceerd worden, dit alsdan zelf te mogen doen, en na aanwending daarvan volbragt menières verder zelf het onderzoek. - Wij zijn het voorts met den
Schrijver eens, dat het volstrekt niet noodig is, den catheter met een bijzonder werktuig te bevestigen. Zeer dikwijls toch hebben de lijders mij verzocht, den voorhoofdband achter te laten. Sedert dien tijd gebruikt Ref. in de meeste gevallen slechts den duim en wijsvinger, of laat deze manoeuvre door de patienten doen, hetgeen zij
| |
| |
gewillig en naauwkeurig volbrengen, daar zij alsdan bevreesd zijn bij de beweging derzelve zich zelven pijn aan te doen. - Al de medegedeelde hulpmiddelen nu dienden tot een objectief onderzoek voor de ziekten van het uitwendige en middengedeelte van het oor, en de tuba Eustachii. De ziekten van het labyrinth zullen wel niet anders mogelijk zijn te onderkennen, dan door het naauwkeurigste subjectieve onderzoek. Wel is waar blijft het altijd gewis, dat men, alvorens tot eene ziekte van het inwendig gedeelte des oors te mogen besluiten, ook de geheele rij van hulpmiddelen moet doorloopen hebben, om bepaald te kunnen weten, dat de ziekte in geene andere deelen van het oor zetelt. En al is het na een objectief onderzoek zeker, dat deze deelen voor onze zintuigen ten minste gezond zijn, dan blijft het, en zulks is ook de meening van den Schrijver, altijd nog raadselachtig, waar de zitplaats der ziekte moge zijn. - Alvorens van het hoofdstuk diagnostiek af te stappen, vermeent de Schrijver dat het onderzoek van keel en mondholte naauwkeurig moet in acht genomen worden. Ref. is het daaromtrent niet alleen eens met den Schrijver, maar hij betreurt het, dat Dr. frank niet meer op de noodzakelijkheid van dit onderzoek zoo wel, als op dat van de geheele constitutie der lijders, heeft aangedrongen. Mijne ondervinding leerde mij, dat verreweg de helft der oorziekten, waar zij niet in het uitwendig oor gezeteld waren, aan ziekten van keel en mondholte toe te schrijven waren, en dan wederom door andere oorzaken onderhouden worden. Het is daarom dat Ref. er voornamelijk op aandringt, om op deze deelen bij het onderzoek zijne aandacht te vestigen. Omtrent de onderkenning van gesimuleerde doofheid moeten al die hulpmiddelen in het werk gesteld worden, die onder ons bereik vallen. Er zijn twee teekenen, waarop evenwel dient geacht te worden. De doofheid, die gesimuleerd wordt, moet dikwijls in eenen belangrijken graad aanwezig zijn,
opdat het doel door deze personen bereikt worde; alsdan lette men vooral op het onvaste, als het ware dwalende oog, en op de stem, die meestal door de vermindering van het gehoor veranderd is, en waarop ook sims
| |
| |
en buchanan aandachtig maakten, en dat door Ref kan bevestigd worden.
(Het vervolg en slot in het volgende Nommer.) |
|