Diana Locksley. Vrij gevolgd naar het Engelsch van Charlton Carew, door C.M. Mensing. Te Amsterdam, bij P. Kraay, Jr. 1847. In gr. 8vo. 331 bl. f 3-20.
Deze Roman behelst de geschiedenis van twee zwaarbeproefde echtgenooten. Locksley ligt onder de verdenking van eene vreeselijke misdaad, en moet, bij zijne vlugt, zijne echtgenoote en kind in eenen hulpeloozen toestand achterlaten. Beiden zijn gedurende hunne langdurige scheiding aan rampen, gevaren en ontberingen van allerlei aard blootgesteld. Eindelijk komt de onschuld van locksley aan het licht. De echtgenooten worden wederom vereenigd, en het aangedaan onregt en doorgestaan lijden wordt hun rijkelijk vergoed door zoodanig eene wending van hun lot, welke hun alles schonk, wat hun geluk kon volmaken. Dit verhaal is, wel is waar, verdicht, maar de gebeurtenissen zijn zoo levendig voorgesteld, de gedragingen en karakters der hier voorkomende en handelende personen zoo levendig geschilderd, dat men moet toestemmen, dat de gevolgen van goed en kwaad voor de wijziging van 's menschen lot in het wezentlijke leven niet anders zijn, dan zij hier beschreven worden. De Vertaler heeft gemeend den Schrijver niet op den voet te moeten volgen, maar zich eenige vrijheid te mogen veroorloven. Het oorspronkelijke is ons onbekend; dus kunnen wij niet beoordeelen, of de vertaling daardoor het oorspronkelijke overtreft; maar, zoo als het werk nu in onze taal overgebragt is, heeft het eene goede zedelijke strekking, houdt het verlangen om den afloop te weten tot het einde toe levendig, en verschaft alzoo zeer zeker den lezer, wien het niet aan een' gezonden smaak ontbreekt, een aangenaam en nuttig onderhoud.