ten minste dat van de kunstrijdster franciska, op wie de meeste gebeurtenissen uitloopen, is vrij onnatuurlijk, en, haar zelfmoord moge op haar standpunt voortvloeijen uit den loop van hare geschiedenis, het is een grove zedelijke wansmaak, alzoo ook den Luitenant steinforth aan zijn einde te doen komen; want bij de geheele wijze van voorstelling wordt deze zelfmoord in een zeer verschoonend licht geplaatst. Ons zou het meer bevredigd hebben, indien augusta hersteld en de verzoening met den Majoor getroffen ware. Dan had men althans een paar gruwelen minder gehad, en van gruwelen hangt toch het boek aaneen.
Dit brengt ons tot eene andere aanmerking. Indien wij het doel, of, beter gezegd, de strekking, van die stedenverborgenheden wel begrijpen, dan is die ook typisch, dat wil zeggen: men bedoelt, de menschen en maatschappelijke toestanden in de plaats, waar men zijn tooneel opslaat, te teekenen, gelijk zij zijn. Maar, dat zoo zijnde, en dat in deze twee boekdeelen in het oog gehouden wordende, hetgeen wij, bij onze onbekendheid met Berlijn en de Berlijners, niet kunnen beoordeelen, dan moeten wij zeggen, dat het er in de hoofdstad van Pruissen al zeer ellendig uitziet, vrij wat erger zelfs dan te Parijs, dien onreinen vergaderbak der zedeloosheid van de geheele wereld. Want vindt men bij sue dan toch nog eene rigolette, hier blijft of is niet één meisje rein, en, aanzienlijken en geringen, 't worden allen gevallenen, schoon dan ook marianne b.v. door middel van eenen slaapdrank hare onschuld verliest, ongeveer zoo als louise morel in de Mystères de Paris. Doch marianne laat zich, door het missen van betere uitzigten, verdere stappen op den weg der zonde welgevallen. Kortom: behalve den Vorst prominsky zijn allen op verkeerde paden of er op geweest, en geen achtingwaardige père of mère de famille levert een tegenbeeld van de zedelooze groep. Van deze zijde zijn de Verborgenheden van Berlijn niet zeer bevredigend voor het zedelijk gevoel; waarom wij voor ons deze twee deelen maar onvertaald zouden hebben gelaten.
De vertaling is over 't geheel wèl, maar vooral ook niet meer. Te gelijk voor terstond (D. II, bl. 218); vrouw von steinforth voor Mevrouw (ald. bl. 326) zijn Germanismen, zoo als men er vele vindt; zelfs heet het (ald. bl. 384): ‘Eene geheele vergankelijkheid scheen weder voor hem op te dagen.’ Ongetwijfeld staat daar in het oorspronkelijke: Eine