blijven vrij in het al of niet bedeelen dergenen, die hun Domicilie van Onderstand in hetzelfde ressort hebben. Rijzen er echter andere verschillen, dan over het Domicilie van Onderstand, voor zoo veel dan daarin niet bij andere wetten voorzien is, gelijk b.v. Art. 146 der Grondwet ten opzigte van verschillen tusschen burgerlijke gemeenten, zoo worden die geschillen, inzonderheid wat de Diakoniën betreft, hetzij ze gesubsidiëerd zijn of niet, geenszins administratief afgedaan (als wanneer de Diakoniën, tegenover plaatselijke Besturen, wel doorgaans bij Gedeputeerde Staten het onderspit zouden delven); maar de onafhankelijke Regtsmagt kan in die zaken (waarbij Armenïnrigtingen, Besturen van Gods- en Gasthuizen, benevens de Kerkbesturen der verschillende Gezindheden binnen het Rijk, naar Art. 874 W.B.R., tot kosteloos gedingvoeren toelating kunnen krijgen), zonder op geene kracht van wet hebbende verordeningen te letten, overeenkomstig de wet beslissen.
Dit nu, de toepasselijkheid van Art. 12 alleen op de geschillen over het Domicilie van Onderstand, is het gevoelen van Ds. van leeuwen, waarmede Referent zich ten volle vereenigt.
Eveneens moeten wij instemmen met de uitlegging van Art. 13, als alleen aan de burgerlijke gemeente den pligt opleggende van onderstand aan eenig daar niet gedomiciliëerd behoeftige, in geval van dringenden nood, en behoudens regt van verhaal op hemzelven, als hij tot beteren toestand gekomen is, of zoodanigen zijner bloedverwanten, die door de wet tot zijne ondersteuning verpligt zijn.
Niet minder meen ik te mogen toejuichen hetgene bl. 37 en 38 wordt opgemerkt, ten opzigte van het misbruik, hetwelk de Regering van het Subsidiestelsel gemaakt heeft, door eerst de Diakoniën zoo vele lasten op te leggen, dat ze die niet meer dragen konden; daarop tot vragen van subsidie uit te lokken, en eindelijk de geschonken subsidie, onder bedreiging van weigering daarvan in het vervolg, te bezigen als middel tot onredelijken dwang.
Wil men zien, hoe men de Wet heeft doen ontaarden en in zin en strekking meer en meer miskend heeft; men raadplege slechts den Leiddraad voor Armbesturen, inzonderheid voor Diakenen, tot aanwijzing van het gebruik der Wetten en Besluiten, betrekkelijk het Armwezen, door j.h. reddingius, Groningen, oomkens, 1841. Dáár vindt men ach-