Uit het Deensch vertaald door D. Inges. Te Amsterdam, bij Weytingh en van der Haart. In gr. 8vo. 263 bl. f 2-60.
De romantiek heeft zich in den laatsten tijd bijzonder toegelegd op het schetsen van de zeden, gewoonten en denkwijze of, met één woord, van het volksleven van verschillende minder bekende volken en stammen. Zoo heeft de Schrijver van den voor ons liggenden Roman, wien wij voor het eerst in onze taal meenen te ontmoeten, Jutland en de Jutten voor zijne rekening genomen; en indien slechts juiste kennis van het leven in dien hoek der wereld de bevoegdheid geeft om het te beoordeelen, dan moet Ref. verklaren, dat het boek niet van zijne competentie is. Daar zulks wel met verre de meeste lezers het geval zal zijn, zullen wij het te zamen in den geloove aannemen; en aangezien het den Schrijver, al wederom op zijne wijze, niet ontbreekt aan het levendig voorstellen, zoowel van natuurtafereelen, als van verrassende voorvallen en situatiën, mogen wij gaarne lijden, dat men ook met dezen Noordschen Schrijver kennis make. De Vertaler zal, bij gunstig onthaal, spoedig een tweede werk laten volgen. ‘Aan boeken-maken is geen einde,’ zeide salomo reeds eeuwen geleden. Indien evenwel de Overzetter meer uit het Deensch vertaalt, onthoude hij zich van Germanismen, als leef wel, enz., die alligt het vermoeden zouden opwekken, dat het misschien naar eene Hoogduitsche overzetting ware. Bij den verbazenden overvloed van vertaalde Romans in bijzonderheden te treden, wordt slechts zeldzaam door onze ruimte vergund.