eene administrative Regtsmagt, die, na de afschaffing van het Conflictenstelsel, in ons vaderland een onding is.
Kerkeraad of Diakonie hebbe verschil b.v. met het Plaatselijk Bestuur: wel nu, zoo dan Gedeputeerde Staten moesten beslissen, waarom niet even goed het Provinciaal of het Klassikaal Kerkbestuur? ‘Neen!’ zou de Plaatselijke Regering antwoorden: ‘Het hoogere Kerkbestuur zou al ligt het lagere en de daaraan ondergeschikte Diakonie in bescherming nemen. Die uitspraak zou het vermoeden van onpartijdigheid niet vóór zich hebben.’ Wij erkennen dit ten volle, maar werpen het terug op de regtspraak door Gedeputeerde Staten, die al ligt zouden beslissen ten voordeele van het Burgerlijk Bestuur.
Derhalve, waar wereldlijke en kerkelijke besturen verschil hebben, kan zoo min eenig wereldlijk als eenig kerkelijk hooger Bestuur het vonnis vellen, zonder hetzij de kerkelijke, hetzij de wereldlijke Magt regter te maken in hare eigene zaak. Maar wie dan zal uitwijzen wat regtens is? - De onafhankelijke Regtsmagt, die zoo min aan kerkelijk als aan administratief gezag ondergeschikt is.
Het denkbeeld der oprigting van een burgerlijk algemeen Armbestuur verdient in vele opzigten lof, gelijk de Schrijver het art. 10 tot 29 zoekt in werking te brengen. Alleen bevallen ons de geldleening door Provinciale Staten, naar art. 26, de twee opcenten, art. 27, en de omslag ten behoeve der Maatschappij van Weldadigheid, art. 29, niet sterk.
Insgelijks schijnen ons de policiestraffen, volgens art. 21 door den Raad van bestuur der op te rigten provineiale armen-werkhoeven, zonder vorm van proces, op te leggen, zoo dikwijls die Raad over iemand ontevreden is, te gestreng. Die Raad zou b.v., als hoogsten graad van policiestraf, en dus arbitrair, kunnen verwijzen tot afzonderlijke opsluiting in eene cachot-cel, met onthouding van gewoon voedsel om den anderen dag, en toediening, op die dagen, alleen van een en een half pond brood met water, gedurende eenen tijd van dertig achtereenvolgende dagen! - Veroordeelde misdadigers hebben het in de tuchthuizen beter.
Hoe de Schrijver aan zulk eenen administrativen en antijudiciélen geest komt, laat zich gemakkelijk uit zijn burgemeesterschap verklaren; maar hoe het komt, dat een oud-Notaris geen' duidelijker, vloeijender en zuiverder stijl schrijft, is moeijelijker te begrijpen.
a.f. sifflé.
Middelburg, Febr. 1848.