schoon. Eene enkele herhaling en het over 't geheel wat al te lange der preek, dat echter meer bij het gesprokene dan bij het geschrevene woord hindert, zijn de eenige aanmerkingen, die wij hebben. Door de bijvoeging van gebed en gezang (het laatste zeer gelukkig gekozen) heeft de lezer het geheel der Godsdienstoefening voor zich.
Maar meer zal men misschien vragen naar den geest, waarin de Redenaar over de volksstem spreekt. Gij hebt het reeds bemerkt aan het tweede punt van het tweede deel der leerrede. En met regt spreekt de bezadigde Evangeliedienaar met afkeuring en waarschuwing van het onzinnig gepeupelgeschreeuw, waardoor de grondslagen van maatschappelijke orde en maatschappelijk geluk worden ondermijnd; van die toomelooze woede, waarvan sedert eenige maanden geheel Europa de treurige gevolgen ondervindt; van die janhagelmagt, die zoo vele menschen, huisgezinnen, steden, staten in de jammerlijkste ellende dompelt. Wij danken den prediker des Evangelies, die, in deze dagen van verwarring en omkeering, daartegen zijne stem doet hooren. En dat die stem in ons vaderland meer dan elders weêrklank vindt, wij danken er God voor, maar willen ééne opmerking niet terughouden. Niet in het goede van grondwetten, belastingverdeelingen, regtsbediening alleen is een waarborg voor rust en orde; maar daarin vooral, bijna schreven wij daarin alleen, dat de beginselen van het Evangelie worden geëerbiedigd; dat er een godsdienstige zin in de natie is ontwikkeld. Wie ooren heeft, hoore het!