Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848

Sammaël de Booze. Een Verhaal uit den tijd van Zwammerdams en Bodegravens verwoesting in 1672, door J. de Vries. II Deelen. Te Deventer, bij M. Ballot. 1847. In gr. 8vo. 471 bl. f 4-70.

Twee redenen zijn het hoofdzakelijk, die ons mogen aansporen, om ten spoedigste een uitgekomen werk in dit Tijdschrift aan te kondigen. De eerste is, dat een geschrift zoo voortreffelijk zij, dat wij het van het grootste belang voor het publiek achten, dat het zonder verwijl ter lezing worde aanbevolen. De andere, geheel daartegen overgestelde, reden tot onverwijlde melding is, dat wij meenen onze lezers niet spoedig genoeg te kunnen waarschuwen tegen den aankoop van het boek, hetzij omdat wij het schadelijk oordeelen, of omdat het zoo onbeduidend, zoo geheel beneden het middelmatige is, dat wij den daarvoor besteden koopprijs als

[p. 266]

weggeworpen aanmerken. En deze laatstgemelde omstandigheid is het, welke ons thans de opmerking onzer lezeren op dit werk doet vestigen, als een verhaal zoo vol onwaarschijnlijkheden, zoo vol nietige beweringen, zoo zeer vervuld met laffe en langdradige uitweidingen, dat wij, onder de met weêrzin ten einde gebragte lezing, er ons over verwonderden, dat het werk een' uitgever (en wel zoodanigen uitgever) heeft kunnen vinden, of het moest zijn, ofschoon zulks op den titel niet vermeld staat, dat het boek gedrukt is voor rekening van den Schrijver. In plaats dus dat des Schrijvers oogmerk bereikt zal worden, om zijne landgenooten van het bezoeken van societeiten of andere plaatsen door aangename lektuur terug te houden, vreezen wij integendeel, dat iemand, die met de noodzakelijkheid zou gekweld worden om de werken van j. de vries te lezen, groot gevaar zou loopen, om door uithuizigheid deze kwelling te vermijden. Die, daar het ons niet lust staaltjes tot staving van ons oordeel te geven, ons op ons woord niet gelooft, gunnen wij gaarne het genot van uit eigene oogen te zien.