en welke liefelijke beelden en beschrijvingen u in hare verschillende kleurenschoonheid worden voorgehouden? Gij ziet 1) Het winterbloempje. Het is de hoop op eene dochter. 2) Het vergeetmijnietje. Het kind in de wieg. 3) Het viooltje. Het kleine meisje. 4) Het rozeknopje. Het meisje op de school. 5) De bloeijende roos. De volwassene maagd. 6) De lelie. De verloofde. 7) De geurige anjelier. De jonge vrouw. 8) De zonnebloem. De moeder, de vrouw in het tweede tijdperk. 9) De Hortensia. De moeder in het tweede tijdperk tot haar vijftigste jaar. 10) De stokroos. Het derde tijdperk, de grootmoeder. 11) De herfstaster. De hoogbejaarde vrouw, van haar drieënzestigste tot haar vijfënzeventigste jaar. 12) De ijsbloem. Het laatste tijdperk, de overgrootmoeder. En hoe nu die beelden geteekend en die beschrijvingen voorgedragen zijn? Die vraag moge het boekje zelf beantwoorden. Zoekt gij dat antwoord, Lezers of Lezeressen? Slaat het dan vooral op, vrouwen en moeders, en gij zult tred voor tred schoonheden en waarheden, lessen en menschkundige opmerkingen ontmoeten, die u op den levensweg onontbeerlijk zijn. Ref. heeft deze bloemen met innig welgevallen beschouwd, en, terwijl hij dien liefelijken tuin doorwandelde, dikwijls gedacht aan de woorden, die in het Voorberigt te lezen staan: ‘Wij zouden die dochteren eva's opregtelijk beklagen, welke deze agatha met tegenzin van de hand wezen.’
De schakering dier bloemengaarde laat niet toe, dat wij uit een dier perken u een viooltje of roosje, een lelie of hortensia, een anjelier of herfstaster aanbieden; anders zou Ref. er gaarne een uitligten. Men moet den ganschen tuin doorwandelen, alles bezien, niets voorbijgaan; en zij, die met zorg en oplettendheid alles gadeslaan, en er voor gedrag en leven, voor het tegenwoordige en voor de toekomst veel uit zullen hebben opgezameld, mogen, als het loon op dat werk, wanneer de taak hier beneden ten einde is, den wensch van den Schrijver en ook van Ref. vervuld zien, van overgeplant te worden in den bloemhof des hemels. Hiertoe werke het lieve, stichtelijke, hoogstnuttige werkje mede; en de Eerw. meppen oogste ook van zijnen welgeslaagden arbeid vele vruchten.
Is de taal der bloemen bijna onder alle volken bekend; wordt er het beeld van frischheid, van schoonheid en be-