Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 260]
| |
Het tijdvak van dezen Roman is eenige jaren vroeger, dan dat van Naomi.Ga naar voetnoot(*) Ook staan de Christenen hier meer op den voorgrond; of, beter gezegd, het geheele verhaal heeft eene Christelijker houding, zelfs met aanhaling van geheele plaatsen uit het N.V., welke hier in den mond der Apostelen worden gelegd. Ook nog andere personen uit de Bijbelsche geschiedenis treden er op; zelfs van maria, de Moeder des Heeren, wordt het sterven beschreven, en de Kerkvergadering Hand. XV in het verhaal ingevlochten. Dat geeft buiten kijf meer leven aan de voordragt. Wanneer wij personen of gebeurtenissen, ons van elders bekend, alzoo sprekende en handelende ontmoeten, wordt, indien hun karakter en hunne geschiedenis ten minste niet zijn mishandeld, de belangstelling opgewekt, en de begoocheling, die het verdichte als waar wil doen voorkomen, bevorderd. Zelfs hadden wij daarin minder spaarzaamheid begeerd; want er is nog bruikbare stof genoeg in de geschiedenissen des N.V., te bruikbaarder in een verdicht verhaal, omdat de historische vinger ze maar even heeft aangeroerd en het veld voor de verdichting te ruimer gebleven is. Immers, is aan de geschiedenis van jozef b.v., schoon nog zoo vele eeuwen ouder, zonder den grofsten wansmaak niets te romaniseren, omdat de geschiedenis zijne lotgevallen met uitvoerigheid teekent. Bruikbare figuren (dit woord zij ons vergund) zijn malchus, van wien het eene zeer natuurlijke en zeer interessante voorstelling zou zijn, dat hij, door het aan hem verrigte wonder en de opvolgende gebeurtenissen met jezus, tot het geloof in den Heiland ware gebragt, waardoor hij dan de type zou zijn geworden van dezulken, als er ook nog wel in het vijftiende jaar na 's Heilands hemelvaart te Jeruzalem zullen zijn geweest, die als autopten, door het zien of zelfs ook wel ondervinden van jezus' wondervermogen, hebben geloofd in Hem, om de werken, die Hij deed; voorts een of meer wachters aan het graf (daar hier ook Christelijke Romeinsche krijgslieden ten tooneele komen); van de vrouwen, die door den Heer bij zijne wegleiding naar Golgotha met eene roerende toespraak waren vervaardigd, en meerderen. Hoe treffend b.v. hadde het geweest, indien eens eene nu bejaarde moeder tot haren nu volwassen zoon hadde gezegd: ‘Toen gij nog een kind waart, nam Hij u, met eenige andere kinderen, | |
[pagina 261]
| |
met onbeschrijfelijke minzaamheid op den schoot; en ofschoon gij anders schuw waart van vreemden, de aanblik van zijn minzaam gelaat deed die schuwheid eensklaps verdwijnen. En Hij legde u de hand op het hoofdje en zegende u.’ - ‘Hoe! de Verheerlijkte heeft mij gezegend? Mij toegesproken? Mij gewiegd op zijne knie? enz. Dat intuitive (wij gaven slechts een wenk) ontbreekt in Naomi nog veel meer; maar hier ook te veel. Eigenlijken knoop of romantieke intrigue zoeke men er niet in. De hoofdpersoon is een Christen uit de Joden, (het herhaalde uit de voorhuid en uit de besnijdenis is vrij smakeloos) wiens karakter en gedragingen het beeld zijn van de hartverheffende en hartreinigende kracht des Christendoms, vooral ook onder de vervolgingen en gevaren, zoo als die destijds de gemeente van de zijde der Romeinen en vooral van de Joden dreigden. Het beeld van dien bitteren geest in den Joodschen Raad, die het helsche doodvonnis tegen jezus doordreef, vindt men in Rabbi ephraïm tot een uiterste gedreven, dat helaas! geene overdrijving is. Meer bevredigd zou het ons gevoel hebben, indien de Schrijver hadde kunnen goedvinden, de ijskorst om het hart van dezen verstokte te doen smelten door de liefde van zijnen zoo zwaar vervolgden neef, zoodat hij er door tot nadenken en tot de gemeenschap des geloofs ware gebragt. Het behoefde daarom nog geene zoo snelle bekeering te zijn als die van elisabeth, die wel wat geforceerd is; ten minste wij betwijfelen, of het wel waarschijnlijk zij, dat de vrouw, die vroeger zoo tegen het Christendom was ingenomen, en in de bestrijding van hetzelve uit een Joodsch standpunt zoo goed onderlegd, weinige weken na het omhelsd te hebben reeds als Diakonesse in plaats van de Moeder des Heeren wordt verkozen. Op kleine misslagen willen wij nu niet uitvoerig letten. Anders - dat de vriendschap tusschen maria en johannes ‘aan den voet van het kruis was aangeknoopt,’ (bladz. 64) wil er bij ons niet in. En het woord ongesteldheid, van elisabeth (bladz. 97) gebezigd voor gesteldheid (of beter toestand), geeft eene grove verstoring van dien zin. Liever, dan meer aanmerkingen op de détails te maken, zeggen wij, dat het verhaal veel goeds heeft, en dat het zeker met genoegen gelezen zal worden door ieder, die geene verwachting heeft van ingewikkelde positiën en verrassende uitkomsten. En toch - het verhaal boeide ons minder, dan wij ons | |
[pagina 262]
| |
hadden voorgesteld. 't Kwam vandaar, omdat wij kort te voren van den Schrijver hadden gelezen het verhaal: Geert. Het is hem op geen voeten of vademen na gelukt, zijne lezers zoo goed te verplaatsen in de vergaderingen der eerste Christenen, bij het Joodsche Sanhedrin, of in het paleis der Roomsche landvoogdij, als te midden der Drentsche boeren. Nog eens: Jakob moge zich niet onderscheiden door uitstekende conceptie of schitterende bewerking, 't is met dat al geen verwerpelijk boek; maar zeer stelde het ons te leur, dat men niet, als in het zoo even genoemde volksboek, niet meer leest, maar hoort en ziet en bijwoont. Dit talent van den bespieder der Drenthenaren hebben wij niet kunnen ontdekken. En toch - dat hadden wij gehoopt. |
|