Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHistoire de l'eutrée de la Reine mère du Roi très-chrétien dans les villes des Pays-bas, dans les provinces-unies des Pays-bas et dans la Grande-Bretagne. Par le Sr. De la Serre, Historiographe de France. Nouvelle édition du texte, avec un nouveau Portrait de la Reine mère. Amsterdam, chez J.M.E. Meijer. 1848. 8vo. f 2-90.Maria de medicis, dochter van françois II, Groothertog van Toscanen, in 1573 te Florence geboren, huwde in 1600 hendrik IV, Koning van Frankrijk. Hare tijdgenooten noemden haar ‘doorluchtig in deugden, schrander van oordeel, beleefd van manieren.’ De nakomelingschap rangschikt haar onder de kwaadaardige, nijdige, listige, minijverige vrouwen. Haar huiselijk leven was eene aaneenschakeling van twisten en oneenigheden, schijnbare verzoeningen, wraakzuchtige plannen. Eens had zij de hand reeds opgeheven om haren koninklijken gemaal te slaan, toen sully tusschenbeiden trad. Hare heerschzucht evenaarde die van hare voorgangster catharina: zij was niet minder slim en listig dan deze. Na den moord van haren man door de hand van ravaillac (een moord, waaraan ook zij, volgens mettray, sully en richelieu, medepligtig was) droeg het parlement haar het regentschap, gedurende de minderjarigheid van haren zoon, lodewijk XIII, op. Nu moesten sully, villeroy en teannin hunne plaats in het kabinet aan den Pauselijken Nuntius, den Spaanschen gezant, pater cotton en concini, dien zij tot haren eersten minister en maréchal d'Ancre verhief, afstaan; het werk en de grootsche plannen van Koning hendrik werden vernietigd, het volk door belastingen gedrukt, de grooten niet gespaard, en burgeroor- | |
[pagina 245]
| |
log was de bloedige vrucht van haar rusteloos en onvoorzigtig bestuur. Na de meerderjarigverklaring van lodewijk nam haar invloed allengskens af, en eindigde in 1617 geheel met den moord van concini. Luynes, een gunsteling-des Konings, wist hare verbanning te bewerken, en eerst drie jaren later bragt de Kardinaal de richelieu eene verzoening te weeg, waarvoor zij hem in hare bescherming nam. Toen zij zijn magt en aanzien dagelijks zag stijgen, trachtte zij hem van het bestuur te verwijderen; doch zulks mislukte, en zij werd naar Compiègne verbannen, vanwaar zij de vlugt nam naar België, ‘door inheemsche oorlogen, dartel wanontzich, spijtige wederwaardigheden,’ gelijk hooft schreef, ‘van alle kanten gekorven.’ Te vergeefs poogde zij van dat oogenblik af zich met den Staatsdienaar en haren zoon te verzoenen; te vergeefs poogden zulks Engeland en de Nederlanden. ‘Je crois voir,’ schreef louis la vicomterie,Ga naar voetnoot(*) ‘agrippine assiégeant envain la porte de néron; comme elle, elle fut toute-puissante sous son fils; comme elle, réduite à dévorer des chagrins les plus cuisans; comme elle, réduite à l'abandon loin de ce fils ingrat. - Elle ne mourut pas d'une mort aussi violente qu'agrippine; mais louis XIII, mais son fils, grand Dieu! la laissa mourir de faim à Cologne et a mérité le nom de parricide. Le sort épouvantable de cette femme, qui avait joué un rôle si important, remplissait tout le monde d'épouvante et de pitié. Cette Reine, autrefois si puissante, employa toutes les instances, toutes les supplications, toutes les humiliations pour se réconcilier à ses derniers momens avec son fils. Il fut inexorable!’ In België werd maria de medicis overeenkomstig haren rang ontvangen, en vertoefde zij van 1631 tot 1638, in welk jaar zij naar de Vereenigde Provinciën vertrok, om de voorspraak van H.H. Mog. bij richelieu en haar' zoon in te roepen. Omstreeks de helft der maand Augustus bevond zij zich te 's Bosch, vanwaar zij naar 's Hage schreef, dat zij ‘vertrouwde, dat H.H. Mog. haar met die affectie zouden willen zien, als zij altijd betoond hadden haar toe te dragen.’ De Staten; reeds eenige dagen te voren van haar voornemen, om deze gewesten te bezoeken, onderrigt, hadden den Graaf van culemborg en den heer van brederode benoemd, om haar te gaan complimenteren en salueren, en | |
[pagina 246]
| |
verder naar Zeeland, om zich naar Engeland in te schepen, of naar 's Hage te begeleiden; maar, voegden zij uitdrukkelijk in hun' lastbrief, ‘sonder nochtans deesen Staet in eenich defroyement te engageren.’ Door bemoeijing van frederik hendrik veranderden zij echter van besluit, en werd zij, ‘de Coninginne, daervan den lande soo veel favenr, voordeel ende courtoisie genoten had, met alle distinctie, soo groot een princesse verschuldigd, ontvangen, geregaleerd en gedcfroyeerd.’ In gezelschap van de Prinses van Oranje, die van Savoije, mevrouw van brederode, de beide gedeputeerden en een schitterend gevolg, bezocht zij de voornaamste steden van Holland, waar haar eene ontvangst wachtte ‘als die eener godinne, gelyck, ja noch bet dan aan de Coninginne van Sceba door salomo was gesciet.’ Vooral vond zij te Amsterdam een onthaal, ‘zoo als toen noyt mensch en wist, dat immer hyer de hoochste hoocheyde was gejont;’ dat de dichtader van vondel, hooft, reaal, tesselschade en vele anderen deed zwellen en vereeuwigd is door de Medicea hospes van barlaeus en de brieven van den Drossaard van Muiden. Eindelijk vertrok zij naar Engeland, waar zij luisterrijk ontvangen werd, doch slechts korten tijd vertoefde. Onder haar gevolg was zekere jean puget de la serre, in 1600 te Toulouse geboren, een hoogst middelmatig dichter en prosaïst, meer door de Satyren van boileau dan zijne eigene werken bekend, schoon die hem den titel van Conseiller d'étatGa naar voetnoot(*) en Historiographe de France bezorgden, maar hem geen der pensioenen, door colbert voor beroemde letterkundigen bestemd, kon doen verwerven. Men wil, dat chapelain zulks wist te bewerken, en dat dit de oorsprong zoude zijn van den Chapelain décoiffé, een gedicht, dat men achter bijna alle uitgaven van boileau's werken vindt, schoon men vrij algemeen meent, dat deze het niet vervaardigd zou hebben. Onder de meer dan honderd deelen, door zijne vruchtbare pen over zede-, letter- en geschiedkundige onderwer- | |
[pagina 247]
| |
pen geschreven, vindt men er drie, welke eene nieuwe uitgaaf waardig zijn geacht; namelijk: Histoire curieuse de tout ce qui c'est passé à l'entrée de la Reyne mère du Roy très chrestien dans les villes des Paysbas, par le Sr. de la serre, Historiographe de France. A Anvers en l'imprimerie Plantinienne de Balthasar Moretus. 1632. Histoire de l'entrée de la Reyne mère du Roy très-chrestien dans les Provinces Unies des Pays-bas etc. A Londres. Par jean raxworth cet. 1639. Histoire de l'entrée de la Reyne mère du Roy très-chrestien dans la Grande-Bretaigne. A Londres cet. 1639. In hoog gezwollen stijl en met sexquipedalia verba geeft de la serre in deze drie stukjes verslag van de ontvangst der Koninginne-moeder in België, Holland en Engeland. Zelfs zijn vriend françois-paul de LisolaGa naar voetnoot(*), ook als schrijver, meer nog als diplomaticus bekend, erkent zulks in zijn lofvers: ‘J'ay veu cette splendeur que tu nous veux descrire,
Mais ton livre, la serre, a de si doux attraits,
Que les originaux cédant à tes portraits,
J'eus bien moins de plaisir à la voir qu'à la lire.’
Maar men oordeele zelf. In de opdragt van het eerste stukje (de beide andere zijn aan H.H. Mog. en den Koning van Engeland opgedragen) spreekt hij Hare Majesteit dus aan: ‘Je deuois cette Histoire à la posterité, pour faire voir aux siècles à venir que vous auez esté l'ornement du vostre; mais d'vne facon si vnique, que ie leur laisse le deffy de representer à nos nepueux vne Reyne qui vous ressemble. La Memoire a beau ranimer les cendres de toutes ces femmes illustres, dont les Poëtes ont chanté si hautement et le merite et la Vertu, pour les faire reuiure en despit de la mort. Vostre berceau sert de sepulture à leur renommée, puisqu'en naissant Vous nous auez fait voir qu'il n'y auoit rien d'immortel en vostre sexe, que les vertus, les bcautez, et les graces, dont le Ciel, à l'enuy de la nature, vous auoit si richement ornée.’ (Hooft, die in gezwollenheid dikwerf voor de la serre niet onderdoet, noemt haar slechts ‘een frisse ende welghedane jonckvrouwe, van ryper jeughdt;’ | |
[pagina 248]
| |
(conf. het portret van hondhorst) ‘Que tous les peuples de la terre publient done a l'enuy que vous estes, non pas vne des plus grandes Reynes du monde, car vos grandeurs n'ont point de limites, et moins encore vne de plus parfaites Princesses, qui fut iaimais, puisque vos merites tous adorables ne scauroient souffrir de comparaison qu'avec eux mesmes; mais bien que vous auez esté l'unique Espouse d'Henry le Grand (?), et que vous estes encore l'heureuse (?) Mère de Lovis le Jvste (?): ou plutost, pour comprendre toute vostre gloire par vostre seul nom glorieux, que vous estes Marie de Medicis, puisque c'est le nom propre aujourdhuy de tout ce qu'il y a de deuin sur la terre.’ Toen zij in Avesnes kwam, liep het volk van alle kanten haar te gemoet, om haar te zien ‘et en effect leur enuie estoit fort lou'able, puisque sans courre le monde ils pouuoient contempler en elle seule toutes en les merueilles.’ ‘Le Baron de Gulsprey porta le premier compliment de la Reyne à son Altesse, pour la remercier des honneurs, qu'elle auoit receus dans sa ville d'Avesnes. Le chois que sa Maiesté fit de sa personne, est vne preuue surabondante de son merite.’ Toen zij die stad verliet, gaf zij den Baron de crevecoeur een' diamant. ‘Je ne vous diray,’ merkte de la serre aan, ‘pas son prix, puisque la main qui le donue, le met hors d'estime: il me suffit de vous ramenteuoir, qu'vne grande Reyne ne faict jamais de petis présens.’ ‘Messieurs les trois Estats (te Mons) furent saluer aussy la Reyne, et chasgue compagnie auoit vn Chef qui portoit la parolle pour tous ensemble, comme si ne pouuant accroistre ny leur zele ny leur affection, ils se fussent mis en peine de treuuer un artifice pour augmenter le nombre de leursdeuoirs.’ Op die wijze gaat de la serre steeds voort. Van de Chanoinesses de Monts gewagende, schrijft hij: ‘Toutes se treuuerent vestues de leurs beaux habits blancs, dont la facon doucement graue et maiestuense attiroit des respects et des submissions des plus orgueilleux. De vous dire aussi qu'elles portoient des fraises à l'Espagnole, auec un voile blanc sur la teste, qui leur couuroit a demy le visage, scachant bien que la moindre partie auoit autant de pouuoir que le tout; ie crains que ces ornemens estrangers ne vous les réprésentent desia trop belles pour vostre repos. Imaginez vous en passant la perfection de leurs beautez, puisque la blancheur | |
[pagina 249]
| |
facroit pareistre si noirs leurs voiles blancs, qu'à peine pouuoit on se persuader qu'ils l'eussent jamais esté.’ Evenwel de Koningin is altijd de schitterende zon, die over alles, wat haar omringt, hare liefelijke stralen spreidt. Al wat door hoffelijkheid, galanterie en smaak uitschittert, omringt haar en wordt door haar overtroffen. Die de werken van scudery, d'urfé, calprenède bewondert, zal zich ook in die van de la serre verlustigen. Zoo schitterend en rijk de woorden zijn, zoo arm zijn de zaken. Een geraamte in een prachtig kleed! Zonder de uiterste verveling zal wel geen man van smaak die herhaalde beschrijvingen van inhalingen en feesten, en die gedurig wederkeerende harangues, ‘toegemaakt met laffe vlyery en walgelyk van uitheemsche soetigheid,’ lezen. Telkens komt hetzelfde in een ander gewaad terug, terwijl de namen wonderbaarlijk worden verminkt. Minder hoogdravend wordt maria's ontvangst in ons vaderland beschreven. De Schrijver geeft echter weinig meer, dan men bij barlarus, beverwijck, balen, capelle, wagenaar, aitzema en elders vindt opgeteekend. Zelfs de verzen van scriverius, in het werkje gevlochten, zijn in diens opera anecdota philologica et poëtica, Trajecti ad Rhenum 1737, in 4to. te vinden. Slechts eenige aanspraken, die niet in Stedebeschrijvingen zijn opgenomen, trekken de aandacht. Ook de voornaamste bijzonderheden van maria's verblijf in Engeland zijn uit de Engelsche Geschiedschrijvers, vooral uit de pictorial history, bekend. Men weet, hoe zij door de Britten gehaat werd, en dat het volk het paapsche wijf, de afgodendienares, zoo als het haar noemde, voor de oorzaak der pest hield, die juist begon te woeden. Volgens de zeer belangrijke inleiding, waarin over de zeldzaamheid dezer werkjes van de la serre gehandeld wordt, is dat over maria's komst in Groot-Brittanje, in 1775 herdrukt, illustrated with cuts and english notes. Wij willen niet beslissen, in hoe verre een herdruk dezer geschriften noodzakelijk was; maar gelooven niet, dat dergelijke lectuur in den smaak valt van het gewone publiek, en meenen, dat de geleerde, die over deze periode mogt willen schrijven, deze bron wel zou kunnen derven. Wij danken den uitgever voor het portret der Reine mère naar de originele schilderij van gerard hondhorst en voor de historia literaria in zijn: Un mot sur cette nouvelle édition. |
|