De Voetschroeijers. Herinneringen uit de jaren IV tot VI der Fransche Republiek, door Vidocq, voormalig Chef der Veiligheidspolitie te Parijs. III Deelen. Te Gorinchem, bij A. van der Mast. 1846. In gr. 8vo. Te zamen 943 bl. f 9-:
Omstreeks de rampzalige jaren 1793 tot 1796 bestond in het toen reeds grootendeels tot de Fransche Republiek behoorende België, vooral in Vlaanderen, eene bende roovers en moordenaars, welke in talrijkheid van leden en stoutheid en wreedheid van misdrijven welligt hare wedergade niet had gedurende de nieuwere tijden in het noordelijke Europa. Zij, die tot deze bende behoorden, droegen den naam van Voetschroeijers, daar zij de kannibaalsche gewoonte hadden, om hen, die zij wilden berooven, zoo lang met ontbloote voeten door de gloeijende hitte van een vuur te martelen, tot zij, door de pijn gedwongen, hnnne verborgene gelden aanwezen. 't Is het onstaan, de wanbedrijven en de eindelijke teregtstelling van deze bende, welke door den bekenden of beruchten vidocq, als een onderwerp zijns waardig, met eenige romantische bijvoegselen, maar, wat de hoofdgebeurtenissen betreft, naar waarheid verhaald worden. Dat dergelijke onderwerpen, regt levendig voorgesteld, thans, helaas, zeer in den smaak zijn, blijkt onder anderen daaruit, dat het sinds tot de merkwaardigheden van Parijs behoorde, den voormaligen Chef der Veiligheidspolitie in persoon te hebben leeren kennen. Aanzienlijke vreemdelingen gaan hem en santon, den scherpregter van Parijs, een bezoek brengen en verzoeken deze beide roemruchtige personen in een' vriendenkring op een' vriendschappelijken maaltijd, gedurende welken beide hunne tuchthuis-, galei-, schavot- en bordeelänekdoten, tot vermaak der aanzittenden, moeten verhalen. Een tafelgesprek van deze soort werd ook in een onzer tijdschriften onzen landgenooten aangeboden. Ofschoon wij alles behalve ingenomen zijn met dezen kieschen, fijngevoeligen smaak, twijfelen wij er niet aan, of reeds het weinige, 'twelk wij van het thans aangekondigde werk hebben berigt, zal in zóó ver aan het
verlangen van den uitgever voldoen, dat het de begeerte ook van velen onder onze lezers zal opwekken, om zich met den inhoud van het boek nader bekend te maken. Dit moeten wij erkennen, dat, de lezing eenmaal aangevangen zijnde, de inhond boeijend is, en dikwijls de verbeelding hevig wordt geschokt door de akeligste tafereelen der grnwelijkste bedrijven van menschelijke boosheid. Wie weet, welke heerlijke tegenhangers de nieuwe Fransche Repnbliek nog in haren schoot verborgen hondt!....