de Boedelscheiding, voor zoo veel zij toebedeeling van hypotheken bevat, niet alleen geenszins tot overschrijving, maar zelfs niet eens tot aanteekening of vermelding op de Registers der Hypotheken, ofschoon daarvoor vatbaar, door den Wetgever bestemd is. Men zie de formulieren, bl. 89 dier rubriek, vergeleken met bl. 88. Bl. 88, bij toebedeeling van vaste goederen, vermeldt de kadastrale indeeling; bl. 89, bij toebedeeling eener hypothecaire schuldvordering, zwijgt er van. Maar, bij de omschrijving van dat Hypotheek, wordt dan ook in 't geheel niet aangeduid, op welk vast goed het gevestigd is. Dit zou, naar de leer van het Hof van Overijssel, bij arrest van 18 Dec. 1843 in zake der Acten van Doorhaling, en welk arrest, volgens het Per. Woord. 1846, I, p. 53, door de Administratie tot rigtsnoer genomen is, verschil kunnen maken.
Maar zonderling schijnt het Referent, dat het Hof van Overijssel den regtsregel: quae abundant non nocent, zóó heeft kunnen miskennen. Immers, mag ergens de kadastrale indeeling verzwegen worden, dan kan de verzwijging daarvan niet strafbaar worden, omdat er eene andere aanduiding voorkomt, die eveneens had kunnen worden nagelaten.
Buitendien is toebedeeling van hypotheek bij Scheiding heel iets anders, dan toestemming in de doorhaling: want elke acte van radiatie is door den wetgever bestemd om in 't oorspronkelijke of bij afschrift op het Kantoor der Hypotheken te worden overgebragt, opdat de doorhaling geschiede. Maar voor den opvolger in hypothecaire regten is het meest altijd genoeg, dat de Debiteur van die opvolging kennis krijge, daar toch het verband op het vaste goed onveranderd gevestigd blijft.
De bezitters van het werk van den Heer loke zullen wèl doen, met zich ook het andere hier aangekondigde werkje: de Wet op het Notarisambt van 9 Julij 1842, en het Tarief volgens de Wet van 31 Maart 1847, aan te schaffen, vooral om de Aanteekeningen, waarmede dit stuksken, dat zijnen tweeden vermeerderden druk reeds beleeft, verrijkt is.