Denemarken ter oore komt, ons hoogst aangenaam zijn.
Wat deze Grondschets zelve aangaat, zij is in den geest der nieuwere speculatieve of Hegeliaansche philosophie geschreven; doch zij bevat tevens zoo veel oorspronkelijks, dat men, eenigzins met den gang der hedendaagsche Wijsbegeerte bekend, vele juiste denkbeelden omtrent de zedekunde er in zal aantreffen; waarom wij het met den Hoogleeraar nieuwenhuis eens zijn, dat door de vertaling aan het wetenschappelijk publiek geen ondienst gedaan is. De eenzijdigheid, die sommige zedekundige stelsels, zoo als die van kant en fichte aan den eenen, en die van spinoza en hegel aan den anderen kant moge aankleven, is hier grootendeels vermeden, en de wijsgeerige grondbeginselen zijn hier in een naauw verband met de godsdienstige en Christelijke gebragt; waardoor het blijkt, dat de Schrijver zoo wel een verlicht Godgeleerde als diepzinnig Wijsgeer is.
Mogt dit werkje, dat bovendien door eene belangrijke Voorrede opgehelderd wordt, aanleiding geven, om hier te lande de wijsgeerige zedekunde meer te beoefenen, dan zou hierdoor aan het verlangen van Ref. zoo wel, als aan dat van den geëerden Vertaler worden voldaan, en er zou daardoor een wensch worden bevredigd, dien de eerste reeds bij eene andere gelegenheid ontboezemde, namelijk, om de studie der Wijsbegeerte aan echte Godsdienstkennis en Zedeleer dienstbaar te maken. De wetenschap zou zich dan over eenen heilzamen invloed kunnen verheugen.
j.a. bakker.