len. Te Utrecht, bij J.G. van Terveen en Zoon. 1847. In gr. 8vo. f 7-80.
Er verschijnen een aantal boeken in 't licht, waarvan men noch goed noch kwaad kan zeggen, omdat hun inhoud geen bepaald karakter vertoont en ons evenmin afstoot als aantrekt. Tot deze soort van geschriften behoort het aangekondigde werk, waarvan ons eene vertaling van eene vertaling geleverd wordt, daar het bekend is, dat de Schrijver, der Hoogduitsche tale niet magtig, zijne Gedenkschriften in de Fransche tale geschreven heeft.
Zouden wij, Nederlanders, er iets bij verloren hebben, wanneer dit werk onvertaald ware gebleven? Op die vraag is ons antwoord volmondig: neen. Het is waar, de Heer appert weet, als Franschman - en welk Franschman weet dit niet? - heel aardig te praten; hij is een man, dien men in eene trekschuit of op eene diligence, in eene stoomboot of op een' spoortrein geen onaangenamen compagnon de voyage vinden zal; maar vroeg men u, of gij dien man als bestendigen medgezel u zoudt wenschen, dan zeker zou uw antwoord ontkennend zijn.
Hij leverde, in deze drie deelen, zijne Gedenkschriften; en dat hij, ten gevolge daarvan, op den voorgrond moet staan, spreekt van zelf. Maar dat altijd van zichzelven spreken heeft wel iets koekoekachtigs, en wordt daardoor eentoonig en vervelend. Het is zoo, de Schrijver voert ook anderen ten tooneele; maar daarbij is de bedoeling duidelijk, om, waar hij anderen doet voortreden, den lezer te doen opmerken, dat men, die personen beschouwende, hemzelven niet voorbij moet zien. Nooit b.v. roemt hij de weldadigheid van de Koningin der Franschen en van hare, onlangs overledene, Zuster, of hij doet u tevens gevoelen, dat hij de vertrouwde uitdeeler harer weldaden was.
Moeijelijk is het op te maken, waarvoor men den Heer appert eigenlijk te houden hebbe. Nu eens zou men zeggen, hij is een Keizersgezinde, dan weder, hij is een vriend der bourbons, elders, hij is een voorstander der omwenteling van 1830; maar op andere plaatsen laakt hij napoleon, oordeelt hij ongunstig over lodewijk den XVIII en karel den X, en is zijn oordeel over louis philippe voor 't minst twijfelachtig; zoodat men niet regt weet, of men aan hem vleesch of visch heeft.