Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDr. R. Remak, Diagnostische en pathogenetische Onderzoekingen in Professor Schönlein's Kliniek. Uit het Hoogduitsch vertaald en van Aanteekeningen voorzien door Dr. M.H. Hertzveid, onder medewerking van Dr. J. van Deen. Te Deventer, bij M. Ballot. 1847. In gr. 8vo. XII en 306 bl. f 3-20.Na het overlijden van den hoogstverdienstelijken, in den bloei zijner jaren weggerukten scheikundige franz simon, door wien het mikroskopisch en scheikundig onderzoek in de kliniek van Prof. schönlein werd verrigt, noodigde genoemde klinische leeraar Dr. remak, door vroegere mikroskopische onderzoekingen reeds gunstig bekend, uit, om zich met het eerste gedeelte der werkzaamheid van den overledene te belasten, terwijl Dr. heintz het scheikundig gedeelte op zich zoude nemen. Volijverig aanvaardde Dr. remak zijne taak, en zijne onderzoekingen, welke vooral | |
[pagina 103]
| |
tot het vermeerderen van onze diagnostische hulpmiddelen moesten dienen, verkregen allengs ook eene meer pathogenetische strekking, terwijl ook het therapeutische gedeelte niet altoos geheel uit de beschouwing bleef buitengesloten. Op het einde van den winter-kursus van 1843-1844 overhandigde Dr. remak aan den Pruissischen Minister voor onderwijs enz. een rapport aangaande den stand der klinische onderzoekingen. Het schijnt, dat het goedkeurend oordeel van den Minister den Schrijver heeft uitgelokt, aan zijne rapporten meerdere publiciteit te geven. ‘Bij het stellen der rapporten over de beide volgende kursussen’ (den zomerkursus van 1844 en den winterkursus van 1844-1845), dus zegt Dr. remak in zijne voorrede, ‘hield ik reeds de publiciteit in het oog, die ik daaraan na de inzending aan het meergemelde Ministerie dacht te geven. Met dit doel werd ook het eerste rapport omgewerkt.’ In het aangekondigde werk worden de verslagen over de drie genoemde kursussen medegedeeld; bij onderlinge vergelijking derzelve is het ook duidelijk te bespeuren, dat de Schrijver zich bij het opstellen der beide laatste een uitgebreider doel heeft voorgesteld, dan dat, hetwelk hij oorspronkelijk bij het bewerken van het eerste voor oogen had. Terwijl wij in het eerste hoofdzakelijk slechts een eenvoudig verhaal van facta aantreffen, waaraan slechts ter loops eenige theoretische beschouwingen zijn geknoopt, treden deze laatste in de beide andere rapporten, en vooral in het tweede, meer op den voorgrond. Eene bloote inzage van de verschillende hoofdstukken, waaruit iedere afdeeling bestaat, zal dit onderscheid reeds doen uitkomen. Terwijl in de eerste afdeeling in 28 bladzijden acht verschillende onderwerpen (darmtyphus, dysenterie, morbus Brightii, roodvonk, nubeculae in de urine, pneumonie, spekkorst van het bloed, kwade droes bij den mensch) worden behandeld, bevat de tweede afdeeling op 117 bladzijden slechts drie hoofdstukken (darmtyphus, pneumonie, ontstaan en regeneratie van het bloed en beteekenis der spekkorst). In de derde afdeeling zijn de onderwerpen, enkele uitgezonderd, weder minder uitroerig behandeld, dan in de tweede, maar toch ook weder | |
[pagina 104]
| |
uitvoeriger, dan in de eerste; er wordt aldaar van bl. 147 tot bl. 250 achtereenvolgens gesproken over pneumonie, spermatorrhoea, slijm en etter, typheuse darmzweren, morbus Brightii, de kwade droes bij den mensch, Muscardine en Favus, schurft en comodomijt, schimmels der mondholte en des darmkanaals, en over tuberkels. Dr. remak zegt, dat de opstellen, uit welke zijn geschrift bestaat, geene aanspraak op de volkomenheid en afronding eener monographie maken, maar naar den aard der onderzoekingen eenen meer aphoristischen vorm hebben. Dit is in vele opzigten ook waar, doch geldt, onzes inziens, hoofdzakelijk van die opstellen, welke tot de eerste afdeeling betrekking hebben en van eenige van de derde afdeeling; terwijl de drie, welke tot de tweede afdeeling behooren, en verscheidene van de derde afdeeling kleine verhandelingen zijn geworden, in welke, al mogen zij op den naam van monographiën geene aanspraak maken, de aphoristische vorm meer op den achtergrond treedt. Dit valt vooral in het oog, wanneer men de gelijkluidende hoofdstukken in de drie verschillende afdeelingen onderling vergelijkt; eene bevinding, welke b.v. in het een of ander hoofdstuk der eerste afdeeling slechts ter loops wordt vermeldt, geeft in de latere, gelijkluidende hoofdstukken der andere afdeelingen aanleiding tot uitvoerige nadere onderzoekingen en tot veelomvattende diagnostische en pathogenetische beschouwingen, zoodat daar het aphoristische grootelijks verloren gaat. Eene korte beschouwing van eenige hoofdstukken zal zulks duidelijker doen uitkomen. Het hoofdstuk over pneumonie in de eerste afdeeling handelt hoofdzakelijk over het onderscheid tusschen etter- en slijmligchaampjes, van welk onderzoek het resultaat is, dat remak betwijfelt, of er wel etterligchaampjes op het slijmvlies der ademhalingswegen worden gevormd. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt, als in het voorbijgaan, opmerkzaam gemaakt op het voorkomen van bronchiaal-coagula in de sputa van lijders aan pneumonie. Deze laatste bevinding nu maakt het onderwerp uit van uitvoerige en allerbelangrijkste diagnostische en pathogenetische onderzoekin- | |
[pagina 105]
| |
gen in de beide volgende afdeelingen, waarbij de Schrijver gelegenheid vindt, zijne denkbeelden omtrent het longweefsel zoowel in den gezonden als in den ziekelijken toestand uitvoerig te ontwikkelen, zijne meening omtrent den dusgenoemden bronchiaaloroup van rokitansky te ontvouwen, en zijn gevoelen omtrent het wezentlijk onderscheid tusschen pneumonie en bronchitis te uiten: beide ziekten zijn namelijk, volgens remak, niet van elkander onderscheiden, wat de zitplaats der ontsteking betreft, maar wel in den aard van het ontstekingsprodukt; bij beide is het slijmvlies der bronchiaaltakjes en longblaasjes de zitplaats der ontstekingGa naar voetnoot(*); maar het produkt is bij bronchitis van slijmachtigen, en bij pneumonie van vezelstofachtigen aard: men zoude de eerste ziekte bronchitis mucosa, de laatste bronchitis fibrinosa kunnen noemen. Behalve deze meer theoretische en pathogenetische beschouwingen geeft de Schrijver ons ook aanwijzingen omtrent het praktisch nut van het onderzoek naar de bronchiaal-coagula; zij kunnen een leiddraad voor de therapie zijn; want daar zij het bewijs van de ingetredene exsudatie opleveren, geven zij aan den praktikus de aanwijzing, om thans, indien er althans geene bijzonder hevige reactie is, met eene strenge antiphlogistische behandeling op te houden. - In de eerste afdeeling wordt met eenige woorden over de spekkorst van het bloed gesproken. Niet altoos is deze duidelijk zigtbaar, ofschoon er eene vrij hevige ontsteking aanwezig is; zulks hangt af van den aard van het vat, waarin het bloed wordt opgevangen en het is hierom dat schönlein in zijne kliniek het bloed altoos in smalle glazen cylinders van 5 duim hoogte en ¼ duim doormeter laat opvangen (eene voorzorg, welke in de privaatpraktijk allezins navolging verdient, daar men hier zich doorgaans tot eene eenvoudige oculaire beschouwing bepalen moet en om geen mikroskopisch of ook ruw morphologisch onderzoek denken kan). Maar niet slechts van den aard van het vat, waarin het bloed opgevangen wordt, hangt de ontstekingskorst af; ook de tijd, wanneer het is ontlast, | |
[pagina 106]
| |
is hierop van invloed, zoodanig, dat het bloed eener tweede lating, of ook dat, hetwelk tegen het einde der lating is ontlast, eene sterkere korst vertoont, dan het bloed hetwelk bij eene eerste lating of bij het begin eener lating is weggevloeid: ook bevat het laatste gedeelte des bloeds meer lymphe-ligehaampjes, dan het eerste gedeelte. Dit laatste punt nu maakt het onderwerp uit van uitvoerige onderzoekingen in het gelijkluidend hoofdstuk van de tweede afdeeling; de Schrijver brengt het in verband met zijne proeven op dieren, vooral op paarden, genomen, bij welke hij groote hoeveelheden bloed ontlastte; hij treedt vervolgens in belangrijke physiologische beschouwingen omtrent de regeneratie der morphologische elementen des bloeds en komt eindelijk tot de ontwikkeling van zijne meening omtrent de oorzaak van het bovengenoemde verschijnsel: die oorzaakt ligt, naar zijne meening, deels in eene betrekkelijke vermeerdering der vezelstof in het bloed na de aderlating, deels in eene absolute vermeerdering der kleurlooze bloedeellen. - Datgene, wat remak in de eerste afdeeling omtrent den darmtyphus zegt, is zeer kort; het betreft hoofdzakelijk het mikroskopisch onderzoek der excrementen; groote waarde in een diagnostisch opzigt hecht hij aan de daarin voorkomende kristallen van phosphas ammoniae et magnesiae, waarop vooral schönlein de aandacht heeft gevestigd; de bloedligchaampjes zijn ontkleurd en hierin ligt een karakteristiek onderscheid tusschen het typheus en het dysenterisch proces, bij welk laatste zij veel minder ontkleurd zijn, hetwelk de Schrijver in het tweede hoofdstuk dezer afdeeling nader aantoont. De bovengenoemde kristallen maken wederom het punt uit, waarvan remak bij zijne beschouwing van den typhus in de tweede afdeeling uitgaat; vervolgens komt hij tot de pathologische verandering der Peijersche klieren, aan welker sponsachtige verdikking hij niet de beteekenis van parasietvormingen toekent, maar dezelve veeleer beschouwt als secundaire voedingsprocessen (trophische Prozesse), welke aan de hypertrophische toestanden van andere in ettering overgaande organen analoog zijn. De veranderingen in de Peijersche klieren maken het essentiële van den | |
[pagina 107]
| |
typhus uit; geen ziektetoestand, al heeft deze zich gekenmerkt door die vereeniging van verschijnselen, welke men bij den darmtyphus aantreft, mag, volgens remak, aanspraak op dien naam maken, indien men na den dood niet de eigenaardige veranderingen der Peijersche klieren aantreft. De Schrijver schijnt evenwel zelf het onvruchtbare van deze definitie voor de diagnostiek en therapie te gevoelen; want aan het einde van deze beschouwing zegt hij, dat één karakteristiek kenteeken van den darmtyphus gedurende het leven de zamengetrokken, bijna houtachtige toestand van de tong is, waarbij hij dan ook nog het voorkomen van ware petechiaalvlekken voegt. De typhus ontstaat niet uit gastrische oorzaken; een overgang van febris gastrica in f. nervosa versatilis, in f. nervosa stupida of in f. putrida bestaat niet, maar dit zijn al te maal slechts verschillende reactievormen van hetzelfde ziekteproees. De verschijnselen van den darmtyphus gedurende het leven openbaren zich op het gebied van drie organische spheren: op de slijmvliezen, in het bloed en in het zenuwstelsel. In vroegere tijden trokken die van het laatstgenoemde het meest de aandacht; de Fransche geneeskundigen vestigden voornamelijk op de eerstgenoemde de aandacht en beschouwden deze als het essentiële gedeelte der ziekte; later, vooral in Duitschland, inzonderheid op het voorbeeld van rokitansky, heeft men in het bloed het wezentlijke der ziekte gezocht. De Schrijver verklaart zich vooral een voorstander der tweede theorie en ontkent een primair ziek zijn des bloeds; de abnormale toestand van het bloed gaat, volgens hem, van den pathologischen toestand des darmkanaals uit. Wij kunnen hem hier in zijne uitvoerige en belangrijke, schoon niet altoos volkomen juiste en zeer dikwijls willekeurige beschouwingen niet volgen en moeten de lezers naar het werk zelf verwijzen. - Vrij uitvoerig is het hoofdstuk over spermatorrhoea; hetzelve bevat verscheidene niet onbelangrijke ziektegeschiedenissen, ook uit de privaatpraktijk van Prof. schönlein. In een diagnostisch opzigt staat het hier verhandelde veel hooger, dan dat, wat Prof. lallemand in zijn lijvig werk over dit onderwerp heeft gegeven; ook wat de therapie betreft, ver- | |
[pagina 108]
| |
dient remak in zooverre de voorkeur boven den Hoogleeraar van Montpellier, dat hij de cauterisatie niet onbepaald aanraadt. Intusschen geeft hij toch, behalve de cauterisatie, weinige andere therapeutische aanwijzingen, en hij begaat, naar onze meening, de groote fout, dat, hoezeer hij aan den eenen kant in de cauterisatie niet het eenig redmiddel ziet, hij aan den anderen kant de gevolgen dezer operatie te ligt stelt en haar niet voor gevaarlijk houdt. Een groot bezwaar, hetwelk bij ons tegen de door remak medegedeelde ziektegeschiedenissen opkwam, is, dat hij de meesten zijner lijders na de cauterisatie geheel uit het oog verloren heeft en hij zich dus in geen der door hem vermelde gevallen van het werkelijk en duurzaam ophouden der kwaal en evenmin van het wel of niet ontstaan van nadeelige gevolgen heeft kunnen overtuigen. Pauli heeft in zijn geestig geschreven werkje, waarin hij de ziektegeschiedenissen van lallemand aan eene gestrenge kritiek onderwerpt, zoo nadrukkelijk tegen het ligtvaardig cauteriseren gewaarschuwd, dat wij elk, die zich aan de behandeling van dergelijke lijders waagt, aanraden, om met de hoogste voorzigtigheid van het werk van lallemand gebruik te maken, en hetzelve in een diagnostisch opzigt aan de verhandeling van remak en ook aan die van donne in zijn Cours de microscopie complementaire des études médicales, Paris 1844, maar in een therapeutisch opzigt aan het werkje van pauli te toetsen. - Wij hebben de lezers van dit Tijdschrift reeds zoo lang met het werk van remak bezig gehouden, dat wij ons in eene nadere beschouwing der overige hoofdstukken naauwelijks meer durven verdiepen. Ook in deze treft men veel belangrijks aan en wij kunnen niet beter doen, dan den zaakkundige naar het werk zelf te verwijzen; met opzet hebben wij de meer uitvoerige stukken tot het geven van een résumé verkozen, de andere zijn hiertoe minder geschikt. Behoeven wij na het medegedeelde nog eene aanprijzing van het werk te geven? Trouwens de naam van Dr. van deen, die voor onze landgenooten als patroon van het boek optreedt, deed iets degelijks verwachten. Dat er overal een streng wetenschappelijke geest in het werk doorstraalt, zal | |
[pagina 109]
| |
wel genoegzaam gebleken zijn; niet minder blijkt in het geheele werk de invloed van den genialen meester op den bewonderenden leerling. Die invloed is doorgaans gunstig, maar toch ook niet zelden draaft remak bij zijne theoretische beschouwingen in eene rigting door, welke men bij een zoo naauwgezet onderzoeker der natuur niet zoude verwacht hebben. Al spreekt hij bij zijne theoretische beschouwingen het ‘ipse dixit,’ niet uit, het was ons toch dikwijls, als of wij schönlein door zijnen mond hoorden spreken en het kwam ons voor, dat het die invloed is geweest, welke hem uit enkele daadzaken te veel algemeene gevolgtrekkingen heeft doen afleiden, zonder hierbij genoegzaam te letten op den arbeid van anderen, wier resultaten anders uitgevallen waren. De Nederduitsche vertaling, welke, in het voorbijgaan gezegd, zich ook als getrouwe overbrenging en door vloeijenden stijl onderscheidt, heeft boven de oorspronkelijke uitgave dit voor, dat de bekwame Vertaler op vele, ja op de meeste leemten van het werk opmerkzaam heeft gemaakt, en dat hij door het mededeelen der onderzoekingen van anderen eensdeels aan hetzelve meerdere volledigheid geven, anderendeels den minder ervarenen lezer voor het afdolen bewaard heeft, waar deze door de stellige wijze van spreken van remak al ligtelijk zoude medegevoerd worden. Die aanteekeningen, welke ongeveer 40 compres gedrukte bladzijden bedragen, leggen een vereerend getuigenis af van de belezenheid en van het juist oordeel van den Vertaler en doen bij ons den wensch ontstaan, dat Dr. hertzveld, wien wij ook als eenen der ijverigste medewerkers van het Nieuw Archief van Dr. van deen kennen, zijne krachten ook eens aan eenig oorspronkelijk werk moge wagen. Wij hadden voor de meer geleidelijke lezing wel gewenscht, dat hij zijne aanteekeningen op het aangekondigd werk aan den voet der bladzijden, waarbij zij behooren, en niet aan het einde des geheelen boeks had geplaatst. Het naslaan achter in het werk vonden wij lastig, en wij komen er voor uit, dat, indien wij ons, als Recensent, niet tot pligt gesteld hadden, alles van het werk te lezen, wij wegens dat lastige menige belangrijke aanteekening zouden hebben | |
[pagina 110]
| |
overgeslagen. Doch welligt denken andere lezers hierover anders. De typographische uitvoering van het werk is goed en de bijgevoegde plaat is duidelijk. |
|