den Zaligmaker en tot opwekking van eenen edelen naijver strekken doet. Ons heeft zij het meest aangetrokken door hetgeen wij hier, en vooral uit de bijgevoegde levensbijzonderheden, omtrent het edele karakter, den verlichten zin en de teedere godsvrucht van wintgens leerden kennen. De opentlijke uitgaaf moge dienen, om de nagedachtenis van dezen waardigen Christenleeraar te Groningen en elders lang in eere te doen houden! Wij willen een en ander overnemen, wat ons toeschijnt meer algemeene bekendheid en opmerking te verdienen. Aan grondige studie en ingespannen nadenken van den beginne zich wijdende, was wintgens door eene heldere opvatting van het Evangelie langen tijd velen vooruit. Zijne prediking was ware Christusprediking, zich kenmerkende door helderheid, maar ook door ernst en bezielde taal, waaraan verstand en hart beide hun deel hadden. Hij vertoonde in al zijn leven eene mannelijkheid en vastheid van karakter, die wel eens den schijn van gestrengheid of zelfs van hardheid kon aannemen, en eene regtvaardigheid, welke ieder niet altijd verstond, maar die, met de aangeduide schijnbare hardheid, gelijkelijk uit onveranderlijke beginselen van Christelijke wijsheid, reinheid en liefde voortvloeide. In 1843, tijdens het bekende Adres der Zeven Haagsche Heeren, betuigde hij, in openbaar geschrift: ‘Ware het mij vergund geworden, de gedachtenis van mijne vijftigjarige Evangeliedienst opentlijk te vieren; ik zou het mijnen waarden vriend g. van kooten nagezegd hebben: ‘ik dank God, ik ben blijde, dat ik in dezen tijd geleefd heb, en bij het oude licht, hetwelk Gods Zoon zelf op aarde heeft ontstoken, den heerlijken dag der vrijheid van Gods kinderen in dit goede land heb zien aanbreken.’ Wij vermelden dit wel niet om eenige bepaalde Theologische rigting of leerstelsel aan te bevelen. Wij strijden noch voor Dordrecht, noch voor
Groningen; maar wij willen het doen opmerken, dat in deze laatste jaren vele mannen, die vroeger waarheid en vrijheid in de Christelijke kerk met kracht hebben voorgestaan, zijn afgetreden, terwijl vele jongere zijn opgestaan, die, à la renaissance, verouderde begrippen en dwalingen weer