schilderen ons het beklagenswaardig lot van in hunnen stand anders hoogstverdienstelijke mannen, onderwijzers der jeugd, die, door de jeneverpest aangegrepen, op de jammerlijkste wijze hun leven geëindigd hebben.
De waardige van sandwijk schildert hier de verderfelijke gevolgen, welke het misbruik van sterken drank voor lieden onder zijnen stand ook meermalen heeft na zich gesleept; en de mededeelingen, die hij van het lot derzulken geeft, gestaafd door bewijzen, die hij als oor- en ooggetuige heeft opgezameld, zijn van hoogsternstigen en leerzamen aard. Elk tafereel levert eene vernieuwde belangrijke proeve van de verwoestingen, door dien grooten vijand van deugd, verlichting, godsvrucht en welvaart in gezin en werkkring aangeregt; en wanneer hij ons opmerkzaam maakt op den geëindigden levensloop van dezulken, die door aanleg, kunde, vlijt, liefde voor de jeugd en achting voor hunnen stand sieraden hadden kunnen zijn van hunne edele en zoo gewigtige betrekking, dan betreuren wij het diep, dat zoo vele waarschuwingen en pogingen, om genoemden vijand te bestrijden, nog met geen gelukkiger uitslag in het algemeen zijn bekroond geworden.
Met innig welgevallen vonden wij in het Voorberigt, waarmede Prof. hofstede de groot dit werkje aanbeveelt, door den Schrijver de vreeselijke verwoestingen voor oogen gesteld, welke de sterke drank ook onder zijnen stand pleegt te maken; en wij hopen niet te veel te zeggen, wanneer wij er bijvoegen, van meening te zijn, dat heden ten dage dit afschuwelijk vocht door lieden van dien waardigen stand algemeen als een doodelijk vergif beschouwd wordt. Zoo er echter nog mogten gevonden worden, die in die draaikolk der ondeugd werden medegesleept, dan bidden wij hen dit ernstig woord te lezen, opdat het hen, eer het te laat is, waarschuwe en afschrikke tegen eene der ergste ondeugden! Het is in elk dezer tafereelen alleen de jenever, die de oorzaak was van het rampspoedig einde der beklagenswaardige ambtgenooten van den Heer van sandwijk, wien wij dankzeggen voor zijne welgemeende Christelijke poging; terwijl wij allen toeroepen, toch geene onuitwischbare schande te brengen over hun leven en hunne nagedachtenis!