Ref., die slechts tot Ems op bekenden grond was, vond de aanteekeningen over het geheel naauwkeurig; dat hij vrij wat miste, daarmede moest hij vrede hebben, daar het den Schrijver vrijstond te geven wat hij wilde, en deze zelf op geene volledigheid aanspraak maakt. Anders: wel wordt melding gemaakt van de ware of verdichte stichting der Domkerk te Bonn door de Keizerin helena, maar niet van het prachtig bronzen standbeeld dier Vorstin in deze kerk; wel van Clemensruhe bij Poppelsdorf, maar niet van de musea der Bonnsche akademie aldaar, waar de verzameling van mineralia eenig en eene met grotwerk ingelegde zaal prachtig is; wel van het akademiegebouw, maar niet van de vier groote fresco-schilderijen, de faculteiten voorstellende, die zeer bezienswaardig zijn. Noch het Ahrthal, noch het minder bekende Brohlthal met de Fonsteiner bron worden bezocht, van de Laachersee alleen in het voorbijgaan gesproken. Ook van de Neanderhöhle bij Dusseldorf niets, noch van het fraaije standbeeld van Keurvorst johann wilhelm te paard, schoon de reiziger, die bij beeking in de drie Rijkskroonen logeerde, het vlak voor zich had. Dit een en ander doet zien, dat de Schrijver met regt kan zeggen, ‘eenige aanteekeningen’ te hebben gegeven; maar dan moest bij het ook geen Handboek voor Reizigers hebben genoemd. Die het hiertoe wil gebruiken, zal zich zeer teleurgesteld - die er een onderhoudend reisverhaal in zoekt, zich niet bedrogen vinden.
De spreuk: ubi bene, ibi patria, (overal, waar ik het wèl heb, is het mij een vaderland) die lijnregt overstaat tegen gehechtheid aan eigen haard, wordt ten slotte gebruikt als: ubi patria, ibi bene (oost west, thuis best).