| |
Biographisch Handwoordenboek. Levensbeschrijvingen der meest beroemde Personen uit alle Eeuwen en Vol- | |
| |
ken, daar G. Engelberts Gerrits. Eerste gedeelte der eerste Aflevering en eerste Aflevering tweede gedeelte. Te Amsterdam, bij M.H. Binger. 1847. In gr. 8vo. 1-20.
Biographische Woordenboeken op te stellen en met zorg en naauwkeurigheid te bewerken, is geene gemakkelijke taak. Ze zamen te stellen en onder de naschrijvers en compilators te behooren, is voorzeker minder moeijelijk; vooral naarmate men, meer dan ooit, tegenwoordig in alle talen een' belangrijken voorraad van Biographiën, Dictionnairen, Lexicons, en wat men meer zoude kunnen noemen, te zijner beschikking heeft, waaruit, bij eene goede keuze, rijke stof voor biographische artikelen kan worden opgezameld.
Wanneer wij nu den Heere engelberts gerrits, dien wij hier onder de compilators meenen te moeten rangschikken, onbewimpeld onze gedachten over zijnen arbeid moeten zeggen, dan komt het ons voor, dat hij zeer ver is van volledig te zijn, en dat het zoeken, naslaan en naschrijven, over het algemeen, niet met die zorg en naauwkeurigheid is geschied, die de belangrijkheid van zulk een werk vereischt; ja, wij zouden haast zeggen, dat een en ander zelfs de blijken van overhaasting draagt. Wij weten wel, dat niet allen eene volledige bibliotheek van Hollandsche, Duitsche, Fransche, Engelsche en in andere talen geschrevene biographische Woordenboeken bezitten; maar de Heer engelberts gerrits noemt er toch zeer velen op, die hem voor zijnen arbeid veelzijdiger handleiding hadden kunnen geven, en die hij nu zoo het schijnt als ter loops heeft ingezien. Het verwondert ons dus ten hoogste, dat de Schrijver, die bijna overal onder al de artikels (en dit is een gelukkig denkbeeld) de bronnen opgeeft, waaruit hij geput heeft, daarbij zoo veel belangrijks heeft voorbijgezien, wat uit hare rijkheid en mildheid had kunnen en moeten worden aangeboden, en dat nu gemist wordt.
| |
| |
Wij willen, hoezeer wij reeds artikelen op de letter B hebben, ons thans alleen tot de A bepalen, daar de Schrijver deze voor afgewerkt houdt. Maar, welk eene lijst van merkwaardige en beroemde personen zouden wij kunnen opgeven, die, buiten allen twijfel, hier moesten gevonden worden! Onder de Woordenboeken, die wij bezitten, nemen wij er slechts eenige ter hand; en wanneer wij vlugtig de artikelen doorloopen, dan zouden wij bladzijden kunnen volschrijven om de leemten aan te vullen. Ook bevreemdt het ons, dat de Heer engelberts gerrits, uit de verschillende door hem opgegevene Schrijvers, die hem ten dienste hebben gestaan, zoo als j.w. te water, van der palm, stuart, montanus, comminus, plutarchus, winkelman, houbraken en anderen, geen uitvoeriger aanhalingen over de personen, die hij wilde behandelen, heeft medegedeeld. Wij willen een en ander met bewijzen staven.
Waarom wordt, om slechts van weinigen te gewagen, thomas abbt niet genoemd, die toch, als wijsgeerig schrijver, met roem in de Duitsche Letterkunde bekend is, en die, daar de Heer engelberts gerrits aan hieronymus van alphen te regt een artikel wijdt, hier niet misgeplaatst zoude zijn? (De verhandeling van dien Geleerde en Wijsgeer over de Verdiensten werd door van alphen in 1777 vertaald: onder de opgave der werken van van alphen had deze vertaalde Verhandeling, bij de omwerking van riedel's Theorie enz., op het artikel in dit Woordenboek wel mogen genoemd worden; de lijst zijner uitgegevene Schriften is daar ook niet compleet). Wat mag de reden zijn, dit zij in 't voorbijgaan gevraagd, dat sommige titels van van alphen's werken hier zoo onjuist worden opgegeven? Zoo lezen wij o.a. voor den titel van 's Mans werk: Predikt het Euangelium allen Creaturen! eene Staatsmaxime in het Rijk van waarheid en deugd, hier: Predikt enz. aan alle menschen eene maxime van het Christendom. (!). Welk een artikel b.v. over absalom uit van der palm's Bijbel voor de Jeugd! ‘Absalom, zoon van david, een vorst van fraaije ligchaams- | |
| |
gestalte, maar van eene snoode inborst. Hij stond op tegen zijnen vader, doch zijn leger werd verslagen en hij door joab gedood.’ Kan men dit een voldoend artikel in een biographisch Woordenboek noemen? Zóó is het niets meer dan bladvulling, en wat nu van absalom gezegd wordt, had men, verkoos men niets meer van hem te berigten, dan wel in het artikel david kunnen opnemen, waar het toch noodig zijn zal van absalom te spreken, en
men van den beruchten zoon wel niet minder, op het artikel des vaders, zal kunnen melden, dan hier afzonderlijk gedaan wordt. Abimelech (de Heer engelberts gerrits wijdt toch menig artikel aan dwingelanden en beruchte personen) is vergeten. Van Paus adriaan de VI, wordt melding gemaakt; maar verder wordt er van geene personen, die den pauselijken stoel bekleed hebben, meer gesproken: alexander de VI b.v. kon wel genoemd zijn. Cornelis van alkemade treft men hier aan, en de beroemde lieuwe van aitzema, die op zestienjarigen ouderdom zijne Poëmata juvenilia uitgaf, wordt gemist. Aan anacreon wordt gedacht; van alceus vindt men niets. Wanneer men b.v. een artikel vindt van het broederpaar anapias en anphinomus, zoude dan, in zeker opzigt, een art. over hannibal en alexander albani, waarvan de een protector van Duitschland was, en de andere de schoonste villa van Italië, de villa Albani voor de Porta Salara, te Rome aanlegde, hier overtollig zijn geweest? Waarom wordt anna commena genoemd, en anna amalia, Weduwe van den Hertog van Saksen-Weimar, over het hoofd gezien? Zij was de beschermster van schrijvers en kunstenaars en verdient eene uitstekende plaats onder de Vorstinnen van Duitschland. Gelijk het slot te Muiden, in de roemrijke XVIIde eeuw onzer letterkunde, het verblijf was van de beroemdste mannen onzes Vaderlands, zoo waren haar slot te Weimar, hare lusthuizen te Tieffurth en Effertsburg, de verzamelplaatsen van geleerden en reizigers van
verdiensten: een herder, göthe, wieland en anderen lokte zij naar Weimar, terwijl zij op de zedelijke vorming der natie eenen
| |
| |
belangrijken invloed uitoefende. Onder de kunstenaars vindt men b.v. den Schilder aartz of rijk met de Stelt; en asselyn, bijgenaamd Krabbetje, zoekt men te vergeefs. Zou aan ancillon, den in 1766 geboren en in 1837 overleden Pruissischen Minister, hier ook niet een plaatsje moeten gegund zijn. Ref. leest in zijne Biographie universelle van dien man: il mourut honoré des regrets de l'Europe entière. Zulk een man behoort toch wel onder de beroemdste personen uit alle eeuwen en volken; en de Heer engelberts gerrits maakt immers van meer personen gewag, die in de XVIIIde eeuw geboren en in de XIXde gestorven zijn. Wel wordt alfieri, de Italiaansche treurspeldichter, genoemd; maar zou de dichter, die van Paus innocentius X een' gouden penning ontving en van de Zweedsche Koningin christina met een gouden keten begiftigd werd, die wel vele zijner gedichten in Italië heeft vervaardigd, maar ook in ons Vaderland met roem bekendis, en die gedichten heeft geleverd, waarin men, zoo als onze van kampen zegt, ‘rijkdom van denkbeelden zoo wel als hooge dichterlijke vlugt bewonderen moet,’ - zou reinier anslo niet een regeltje waardig zijn geweest Als men alaric aanhaalt, waarom dan ambiorix niet? (Zie over hem caesar, de Bello Gallico, Lib. V. Cap. 24 sqq. Florus Lib. III. Cap. 10.) Ook wordt geen gewag gemaakt van hendrik alting, van Embden, Professor in de Godgeleerdheid. (Zie. over hem, als over menso alting,
Burgemeester te Groningen, geb. 1636, o.a. Allgemeines Gelehrten-Lexicon van christiaan gottlieb jöcher; een werk, dat bij het zamenstellen van Handwoordenboeken gerustelijk als eene zeer belangrijke leiddraad mag aanbevolen worden.) De beroemde jacob amersfoordt, Hoogleeraar te Franeker, in 1786 te Ansterdam geboren, kon ook wel opgegeven zijn. Maar genoeg! wij zouden vragen op vragen kunnen stapelen en nog tal van aantekeeningen mededeelen ter aanvulling, maar wij zouden waarlijk niet weten waar te eindigen. Kan men zulk een Handwoordenboek met naauwkeurigheid bewerkt noemen? Of jomannes allart onder de meest beroemde mannen uit
| |
| |
alle eeuwen en volken behoort, mogen anderen uitmaken; maar dat het hier voorkomende artikel over dien boekverkooper, met het bijtende puntdicht van witsen geysbeek, overgenomen uit het Woordenboek der Zamenleving, had kunnen gemist worden, is, naar onze wijze van zien, ontegenzeggelijk.
Wij vatten, om nog iets aan te merken, de uitnoodigende aankondiging niet regt, op den titel der 1ste Aflevering 2de gedeelte aan Nederlanders gerigt, om, indien er in hun geslacht beroemde personen zich hebben bevonden, die nog niet in eenig Woordenboek zijn opgenomen, van wie zij verlangen mogten den naam, het leven en de daden in dit Woordenboek vermeld te zien, daaromtrent het een en ander mede te deelen, mits de bijdragen zoo beknopt mogelijk zijn zaamgevat en Franco aan den uitgever worden ingezonden. Moet, vragen wij, een schrijver of zamensteller van een Woordenboek niet bekend zijn, of zich bekend maken, met alle beroemde personen voor zijn werk geschikt? En waar zijn waarlijk beroemde personen, van vroeger of later tijd, van welke niet eenige nasporingen voorhanden of te vinden zijn? Personen, die door letter-, geschied-, oudheid- of staatkundige verdiensten hebben uitgemunt of sieraden des Vaderlands zijn geweest, kunnen niet geheel onbekend zijn; zijn ze niet bekend, dan zouden wij hunne verdiensten zeer in twijfel trekken, of hoe! zouden de zoodanigen, die iets belangrijks in dergelijke vakken hebben geleverd, dan niet bij naam onder de aandacht van geleerden of letterkundigen komen? Ons dunkt, ja! en de Heer engelberts gerrits behoefde dus niet te wachten, om uit een Nederlandsch geslacht, waarin zich beroemde personen bevonden, die nog niet in eenig Woordenboek zijn opgenomen, mededeelingen te ontvangen, omtrent een in zijn Handboek wel te huis behoorend Geleerde en beroemd Geschied-Letter- en Oudheidkundige; wij bedoelen Mr. willem cornelis ackersdijk, die hier ongenoemd blijft, en die wij vermeenen dat in Woordenboeken nog geene plaats heeft. Prof. siegenbeek zegt van den achtingwaardi- | |
| |
gen grijsaard in de
Handel, van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden van 1843, ‘dat wat hij schreef de heerlijkste blijken droeg van gezonde oordeelkunde, grondig onderzoek en uitgebreide kennis;’ en, waarlijk, men behoeft den naam van ackersdijk slechts te noemen, om zich te herinneren, voor hoe velen hij ten vraagbaak was in alles, wat geschiedenis, taal en letteren betrof; terwijl een groot aantal van kleinere en grootere opstellen 's mans letterkundige verdiensten in een glansrijk licht plaatsen. Na dit aangevoerde zal het wel aan geen' twijfel onderhevig zijn, of Mr. ackersdijk moest hier vermeld zijn. Wat hij schreef en deed, geschiedde in geen' verborgen hoek; vele geleerde genootschappen vereerden hem en erkenden zijne verdiensten; zelfs bij het Thuringisch Sachsisch Verein te Halle en te Maagdenburg was de edele man niet onbekend. Men spore dus liever zelf op, en wachte niet naar mededeelingen, die door familiën somtijds uit kieschheid en bescheidenheid achterwege worden gehouden: de bronnen zijn toch, wanneer men zich niet overijlt, wel te vinden.
Wij willen het nu bij letter A laten, om niet te uitvoerig te worden, en zullen verder ons oordeel opschorten, tot dat de Heer engelberts gerrits eenige meerdere Afleveringen zal hebben bewerkt, en hopen dan nader op zijnen arbeid terug te komen, terwijl onze wenken, voor het vervolg, zoo wij hopen, niet geheel in den wind zullen geslagen worden.
Nog iets ten besluite. In hoeverre het vermeerderen van Woordenboeken het vermeerderen van oppervlakkige kennis in de hand werkt, is hier de plaats niet in het breede te ontwikkelen: dat zij, met een aantal Magazijnen van allerlei aard, waarmede wij reeds overvoerd zijn, voor gezet onderzoek en vlijtige studie veel voordeel aanbrengen, gelooven wij niet; en hoezeer het Handwoordenboek van den Heer engelberts gerrits zijn betrekkelijk nut hebben kan, kunnen wij echter nog niet inzien, dat er, in dezen tijd, aan zulk een werk behoefte wezen zoude.
Ééne verdienstelijke eigenschap mogen wij echter niet
| |
| |
onvermeld laten, namelijk: ‘dat,’ zoo als de Uitgever zegt, ‘de hier geleverde Biographiën zich aanbevelen door kernachtigen inhoud, zoodat de behandelde personen, door dezen of genen kenmerkenden trek of treffende bijzonderheid, des te ligter in het geheugen worden bewaard.’ Dien lof beperkende tot eenige der hier voorkomende Biographiën, zouden wij hiervan verscheidene proeven kunnen opgeven; en dit karakterestieke dier artikelen maakt, wij ontveinzen dit niet, de lezing niet onaangenaam, en wekt voorzeker, bij minkundigen den lust te meer op, om met dergelijke personen kennis te maken.
De uitvoering is goed. De deelneming moge, in weerwil van al het aangemerkte, toereikend zijn, om tot evenwigt te strekken voor de zware kosten dezer onderneming! |
|