Aardige beschaming der onverdraagzaamheid.
Zeker Presbyteriaan in Engeland verliet telkenmale de kamer, wanneer hume, de beruchte twijfelaar, van wiens denkwijs hij een' afschuw had, er binnentrad. Op zekeren tijd, toen hij zich hierom weder verwijderen wilde, vatte hume hem bij de hand en zeide: ‘O blijf maar, want eens moeten wij toch voor eeuwig bij elkander zijn, en wel, zoo ik vrees, op eene en dezelfde plaats van verdoemenis, ik om mijn gebrek aan geloof en gij om uw gebrek aan liefde.’