Een aap uit het apen- en hondenspel tot zijne toeschouwers.
Wat spot gij met ons spel en honde- en apekuren?
Wij zijn in al hetgeen ge aanschouwt toch na-geburen.
Wij doen slechts wat gij doet. Wat gij verrigt met eer,
Dat loont men ons met zweepslag, hong'ren en wat meer!
Wij zijn volkomen Aap, zoo als wij zijn geschapen:
Waart gij volkomen Mensch, gij zoudt ons niet naäpen.
Och, gunde men ons rust, nooit zonden wij 't u doen;
Wij lieten u in uw, gij ons in ons fatsoen.
No. XII. Mengelw. bl. 568, reg. 1 v.o. staat handel voor handen.
No. XIII. Mengelw. bl. 592, reg. 16 leze men: Dit zag ik in mijn nachtgezigt.