Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1847
(1847)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 682]
| |
ven, opdat de burgemeester, als beambte van den burgerlijken stand, dit sterfgeval, volgens gebruik, in het register der overledenen zou aanteekenen. De burgemeester deed zulks; maar denzelfden dag verschenen deze twee personen op nieuw, en verklaarden, dat degeen, dien zij als dood hadden doen inschrijven, slechts schijndood geweest was. De burgemeester zette zijn' bril op, sloeg zijn register andermaal open, en schreef in de kolom der aanmerkingen: ‘Bij vergissing gestorven.’ Naauwelijks waren echter de twee aangevers aan het huis van bertrand teruggekomen, of zij vonden hem nu werkelijk dood. Zij moesten dus voor de derde maal naar den burgemeester gaan, om niet den schijn te hebben, dat zij met het herroepen hunner aangifte eene valsche verklaring gedaan hadden. Ditmaal vond de burgemeester al die strijdige verklaringen toch wat vreemd, en scheen het laatste berigt niet regt te vertrouwen; hij zag de twee aangevers lang met groote oogen aan, om zich te overtuigen, of zij hem ook een weinig, zoo als men zegt, voor het lapje hielden; en toen hij zich, door dit onderzoek en door een omstandig relaas van de toedragt der zaak, verzekerd had, dat dit niet het geval was, schreefhij, met veel deftigheids, onder de vorige opgeteekende aanmerking de woorden: ‘Ten tweede male werkelijk gestorven.’ |
|