Tooneelvoorstelling voor de armen.
In zekere stad was een tooneelgezelschap, hetwelk, in den harden winter van 1746-1747, zeer weinig toeloop had. Eens wendde zich het stadsbestuur aan den directeur van dien troep met het verzoek, dat hij eene voorstelling voor de noodlijdenden zou geven. ‘Dat doen wij immers alle dagen,’ antwoordde de directeur; ‘want erger nood, dan wij, lijdt gewis niemand in de stad.’