Suwarow en Kutaisow.
Johannes kutaisow kwam als Tscherkessische slaaf te Petersburg, waar hij eerst Kamerdienaar van Keizer paul, vervolgens Baron, Grootstalmeester en Graaf werd. Toen suwarow van den Italiaanschen veldtogt naar Petersburg terugkeerde, zond de Keizer hem zijnen gunsteling kutaisow te gemoet, om hem te begroeten. De oud-soldaat zeide tot hem: ‘Vergeef het, heer Graaf, een' oud' man, wiens geheugen versleten is; maar ik herinner mij waarlijk niet meer den oorsprong uwer respective familie. Ongetwijfeld hebt ge den Grafelijken titel verworven ten gevolge eener behaalde glorierijke overwinning? - ‘Ik was nooit soldaat,’ hernam de Exkamerdienaar. - ‘Dan waart ge zeker Gezant?’ - ‘Nooit, Vorst!’ - ‘Of Minister’? - ‘Even min.’ - ‘Welken gewigtigen post hebt gij dan bekleed?’ - ‘Ik had de eer, Kamerdienaar zijner Majesteit te zijn.’ - ‘O, dat is eervol inderdaad, heer Graaf!’ - Daarop trok suwarow aan de schel, en zijn eigen Kamerdienaar verscheen, tot wien hij sprak: ‘Troschka! alle dagen zeg ik tot u, laat af van drinken en van stelen, en gij luistert niet naar mij. Welaan, zie dien heer daar; hij was Kamerdienaar gelijk gij; maar, dewijl hij geen dronken lap of dief was, heeft hij 't thans tot Opperstalmeester zijner Majesteit gebragt, bezit alle Russische Orden, en is Rijksgraaf! Poog zijn voorbeeld na te volgen. Marsch!’