Anecdote uit Oostenrijksch Gallicië.
Te Lemberg wordt eene anecdote verteld, die over de betrekkingen in dat oord een opmerkelijk licht verspreidt. Een bekende kunstenaar op de viool, de Heer F.L......., bezit in Gallicië een paar dorpen, over welke hij een' zijner verwanten als bestuurder en rentmeester heeft aangesteld. Na de gebeurtenissen in de maand Februarij van het vorig jaar wilden de onderdanen op dit goed, gelijk bijna overal elders, geene heerendiensten meer verrigten. Wat zou nu de rentmeester doen? Hij raadpleegde den eigenaar, en deze antwoordde hem hetgeen volgt: ‘Wees niet ongerust. Houd het er voor, dat de Hemel ons met hagelslag bezocht heeft, en dat de oogst van dit jaar bedorven is. Poog niet, noch door zachte noch door dwangmiddelen, de boeren tot het vervullen van hunnen pligt te bewegen. Door de eersten zoudt gij aanzien en gezag verliezen; door geweld zoudt gij misschien uw doel bereiken, wanneer de boeren door tusschenkomst van het Kreitsambt tot den Robot gedwongen wierden, maar daardoor zoudt gij u hunnen haat op den hals laden, iets dat in het tegenwoordig oogenblik gevaarlijk is; laat dus het rijpend koren den vogelen tot voedsel - de Heer zal wel op andere wijs helpen.’ Neef rentmeester volgde dezen raad. Met niet weinig verbazing zagen de weêrspannige boeren, hoe, ook nadat zij zelven het hunne reeds onder dak gebragt hadden, de landheer geen Robot liet aanzeggen, noch hen door de regeringsbeambten tot het werk liet dwingen. Reeds begint het koren uit de aren te vallen, nog komt er geene aanzegging. Eindelijk drijft hun natuurlijk gevoel hen aan, door eene deputatie uit hun midden