De toekomst van Amerika.
Featherstonehaugh, die reeds vroeger de beschrijving eener reis door de slavenstaten van Amerika in het licht gegeven had, is met een nieuw werk over dat land opgetreden: ‘Eene kanoovaart langs den Minhay-Sotor opwaarts, met berigt over de lood- en kopermijnen van Wisconsin, over de goudstreek in het Tschiroki-land, benevens schetsen der volkszeden enz.’ De Recensent van dit boek in het Athenaeum (16 Januarij) vestigt de oplettendheid op de ontzettende vooruitgangen, van welke featherstonehaugh melding maakt, en zegt alsdan: ‘Snel nadert de tijd, waarin de bestanddeelen van rijkdom, en dus ook van magt, welke de natuur in bijna verkwistenden overvloed over deze wijduitgestrekte gewesten heeft uitgestort, met kracht op de algemeene belangen des menschdoms zullen werken; op welke wijze zulks geschieden zal, kan slechts de toekomst leeren. Doch wanneer deze landen eenmaal even rijk aan menschen als aan andere natuurvoortbrengselen, wanneer zij eene ware officina gentium geworden zullen zijn, alsdan zal de republikeinsche regering der Noordamerikanen geene andere grenzen meer kennen, dan de IJszee in het noorden en kaap Horn in het zuiden. Te gelooven, dat zulk eene regering met hare onmetelijke hulpbronnen, hare tallooze havens, de oude wereld niet in derzelver diepste grondvesten schokken zal, zou moedwillige blindheid zijn. Zoo zeker als er korenland is, waar eens Troje stond, zoo zeker zullen de binnenvlakten van Amerika zich met steden overdekken en de kusten met havens, die hunne volksscharen heinde en ver over geheel de bewoonbare aarde zullen uitzenden.’
Om tot dit slotgevolg te komen, behoeft men de ongerijmde praemissen van het Athenaeum niet aan te nemen. Wij zouden bijna met de eigene woorden van dat Tijdschrift, kunnen zeggen: Zoo zeker als de Grieksche staten, als alexan-