Het spreekwoord: ‘'t is een profeet, die brood eet,’ nader toegelicht.
Omtrent den oorsprong van genoemd spreekwoord, in No. 4 van dezen jaargang, bl. 192 volg., behandeld, ben ik zoo vrij, met een enkel woord, mijne gedachte mede te deelen.
Wanneer men onder het oog houdt, dat johannes de Dooper, die, Matth. II:9-11, de grootste Profeet genoemd wordt, zich met wilden honig en sprinkhanen voedde, (dus geen brood at) en jezus daarom zelfs van hem, Matth. II:18, getuigde, dat hij gekomen was noch etende noch drinkende; wanneer men vervolgens hierbij bedenkt, dat de Christenen, even als de Joden, vroeger en later, zich de Profeten als mannen hebben voorgesteld, die in het gemeen van het gewoon verkeer, ja van de gewone spijs zich onthielden, zal men het, dunkt mij, van zelf zeer natuurlijk vinden, dat men van iemand, aan wiens woorden, gissingen en voorspellingen geen geloof gehecht wordt, boertende zegt: ‘'t is een Profeet, die brood eet!’ d.i. hij heeft het kenmerk van een echt Profeet niet; hij is een gewoon mensch.
Steenwijk, Mei 1847.
P.P.