gemeene leven, wel eens boertend van iemand, aan wiens woorden, gissingen en voorspellingen men geen geloof hècht: 't Is een Profeet, die brood eet. Van waar dit toch? Wat gaf er aanleiding toe? Die vraag kan ik mij niet herinneren ergens beantwoord gevonden te hebben. Wel dacht ik aan de Israëlitische geschiedenis, en giste, dat hetge beurde met den Profeet, die, naar 1 Koningen XIII, tegen het verbod van jehova aan, te Bethel brood gegeten (spijs gebruikt) en zich derhalve als geen goed Profeet gedragen had, aanleiding tot het spreekwoord, bij onze, met de Bijbelsche verhalen gemeenzame vaderen, zou gegeven hebben; - maar hier stond tegenover, dat de man, hoe ongehoorzaam dan ook, geen enkel ijdel of onwaar woord hooren liet, zoo als in het spreekwoord van hem, dien men op het oog heeft, wordt voorondersteld. Iets anders en beters trof ik hieromtrent in de gewijde Schriften niet aan; doch toevallig kwam mij eene plaats uit den Koran voor, waaruit mij eenig licht opging. Hoofddeel XXV van denzelven, namelijk, worden muhamed's tegenstanders en betwijfelaars zijner goddelijke zending voorgesteld te vragen: Wie is deze Profeet? Hij eet brood (spijs) en gaat langs de straten (als een alledaagsch mensch); wij zullen hem niet gelooven, zoo geen Engel van den hemel daalt, om met hem te prediken. Hoe ligt kunnen die eerste woorden (in alle vertalingen dezelfde) onder de Mahomedanen in spreekwoordelijk gebruik zijn overgegaan; en wanneer dit, bij onderzoek, blijkt het geval geweest te zijn, dan zal het niemand bevreemden, dat zij door onze zeelieden en landgenooten in de Koloniën, van tijd tot tijd met hen in aanraking, ongevoelig zijn overgenomen, en het spreekwoord alzoo, in den bovengenoemden zin, onder
onze oud-vaderlandsche zijne plaats bekomen heeft. Ziedaar eene toelichting, die ik aan beter oordeel onderwerp. Kent men aannemelijker, men bewijze, door de mededeeling, de letterkunde eene dienst.