Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1847
(1847)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBij de inwisseling der oude guldensstukken.Zelfs 't laatste muntstuk, Neêrlands Maagd,
Dat uwe fiere beeldt'nis draagt,
Moog', waar de Wet beveelt, vrij in den smeltkroes zinken;
Dat beeld, dat boek, die helm, die speer
Moet, even helder als weleer,
Elk wie zijn Land bemint gestaag voor de oogen blinken.
| |
[pagina 46]
| |
Was 't wonder dat men vuig bejag
't Geheiligd omschriftGa naar voetnoot(*) schenden zag,
Dat leerde hoe uw arm de Vrijheid hier beschermde,
En hoe ze uw steun vond in het Woord
Van Hem die 't Volk steeds heeft verhoord,
Als 't, in den bangsten nood, tot Hem om uitkomst kermde?
Neen, de eigenbaat drijft driest den spot
Met Vrijheidsliefde en 't Woord van God;
Als kanker knaagt ze aan de eer, den steun, de munt der Vaadren.
o, Dat haar helsche magt haast wijk'!
Mogt zij haar eind, met u gelijk,
Eerwaardige oude munt, voor 't heil des Volks, zien naadren!
Den minsten burger, als den Vorst,
Doorgloeije een heilge zucht de borst
Om Vrijheid voor te staan, om needrig God te vreezen;
Dan, zeker, wordt de beê verhoord,
Die, nu nog ongeschonden gloort
Van Neêrlands nieuwe munt; God zal dan met ons wezen.
December, 1846.
|
|