wij niet alleen vele lezers, maar vooral vele lezers onder hen, die in ons Land het beleid der zaken hebben, hem toewenschen. Mogt de hooge Regering toch acht geven op zoo veel welmeenende wenken!
Het andere hier aangekondigde stukje over de Landverhuizing is van eenen onbekende. Het is van mindere waarde. Er worden wel waarheden, maar niet zoo zeer de waarheid in gezegd: want de beschouwing is te eenzijdig. Voor sommigen kan zeker de verhuizing naar Noord-Amerika raadzaam zijn; doch dat zijn de zoodanigen, die in staat zijn aldaar zich voort te helpen. Niet ieders zaak is het, bosschen te rooijen en den grond tot vruchtdragende akkers te hervormen. En die heengaat, om er een ambacht uit te oefenen of eenig burgerlijk bedrijf ter hand te nemen, bedenke, dat hij er als vreemdeling komt en dat de concurrentie in alle vakken, ook daar te lande, vooral in de steden, groot is. Men raadplege den Heer heldring, en vrage zich af, of men wel geschikt kolonist is voor Noord-Amerika.
Intusschen lette het Bestuur er op, hoe men van alle zijden naar uitkomst zoekt, hoe de lagere standen behoeftig worden en de middelstand kwijnt. Ook de Staten-generaal en de Provinciale Staten mogen dit wel ter harte nemen; want zonder hen, kan de Regering, al wilde zij het beste, niets, omdat, gelijk de Schrijver zegt, bl. 7, de vertegenwoordiging beperkt is tot hen, die door eigenbelang gedwongen worden (men leze hiervoor liever, zich geregtigd achten) alle verandering te verhinderen. Wij voegen er bij: indien de aanzienlijken hun waar belang leeren kennen, zullen zij ophouden zich als een' scheidsmuur te stellen tusschen den Koning en zijn volk. Immers, indien er een onweder losbarstte, zij zelven zouden de eerste slagtoffers zijn.