gevoerd. Zijne laatste handeling, ofschoon krachteloos en onwettig, was de zwaarste slag, welken hij ooit aan die partij toebragt; want zij ontrukte haar de zegepraal, welke zijn dood haar scheen te moeten verzekeren. Door die handeling had hij de vergrooting van het Huis van Bourgondië met Gelderland voorbereid. Daarom wordt hij door Bourgondische en Kleefsche Schrijvers, als vreedzaam, als zachtzinnig, als nederig, als wars van praalzucht, zelfs als godsdienstig en geletterd, geroemd. Maar de Geschiedenis, door onwraakbare getuigen gesteund, is dáár, om hem aan te klagen als een zwak Vorst, die gehoor weigerde aan billijke eischen, onbillijke niet wist te wederstaan; die naburige Vorsten tot wraak tartte, maar niet bestand was tegen hunnen aanval; die liever in bedekte lagen zijnen vijand verschalkte, dan opentlijk tegen hem in het strijdperk te treden; die, speelbal van trotsche gemalin, van onberaden zoon, van ijverzuchtige landzaten, rampspoedig als echtgenoot, als vader en als Vorst, eindigde, met het land, dat hem eens als Erfheer had gehuldigd, aan de willekeur van eenen buitenlandschen beheerscher over te laten.’
De bij dit Deel bl. 1-518 gevoegde Verzameling van Oorkonden geeft weder een' schat van tot dusverre grootendeels onuitgegevene Charters, hier en daar, doch met wijze spaarzaamheid, met taal- en geschiedkundige aanmerkingen van den geleerden Uitgever opgehelderd. Wij vestigen de aandacht op de belangrijke aanteekening over den Monferander (niet Monferlander) berg, bl. 55: over de ware beteekenis van het woord Huefthere, Hoofdheer, bl. 89, 108 en 474; over den Vrijheidsbrief van karel den Groote van 853, naar aanleiding van een Vidimus daarvan van 21 Oct. 1456 in het Geldersch Archief, bl. 280; S. Victors dagh ghehieten Zantgange, bl. 298; Moetsoen, bl. 314; omme rydt richten, bl. 416 enz. enz.
De Heer nijhoff behandele de meer en meer rijke stof, die hem overblijft, op dezelfde gelukkige wijze, als waarop hij zich tot dusverre van zijne moeitevolle taak gekweten heeft.