er anders over dachten; maar het gedrag en de raadgevingen der Vice-Admiralen hartsinck en bijlandt zijn veelal zonderling. Hartsinck was ten minste geen man, in wien de ziel der de ruyters, trompen en evertsens woonde. Op één punt schijnt ons niet slechts Prins willem V, maar ook die van zijnen rade, volkomen te zijn geregtvaardigd, en alleen Graaf l. van bijlandt, uit het militaire oogpunt van subordinatie, geenszins uit dat van vaderlandsliefde en staatkunde, berispelijk te hebben gehandeld. Referent bedoelt de mislukte expeditie naar Brest. Men leze bijlage I, het advies van den Vice-Admiraal zoutman, waarbij hij dien togt ten sterkste afraadt, uit hoofde het dan beschikbaar blijvende deel der vloot veel te zwak was, daar juist onze grootste magt onder vreemd gezag zou gebragt zijn. ‘Les Français veulent la flotte,’ zeide te regt de Hertog van Brunswijk. En opmerkelijk is het, dat de Bataafsche Regering, in 1799, het insgelijks onraadzaam en hoogstgevaarlijk vond, een gedeelte van 's Lands vloot naar Brest te zenden. Men zie de aanteekening, bl. 137.
Met zoo veel leedwezen, als men den doorgaanden loop der zaken gedurende den Engelschen oorlog gadeslaat, met zoo veel genoegen staat men daarentegen stil bij het verhaal nopens de krijgsverrigtingen, door drie eskaders in Neêrlandsch Indië, van 1783 tot 1795 hedreven, waarbij vooral de Kapitein-Kommandeur j.p. van braam zich met roem overdekte.
Ook de eskaders in de Middellandsche zee, achtervolgelijk onder het opperbevel van den Vice-Admiraal van reynst, den Schoutbijnacht van kinsbergen, en de Kapiteins melvill en j. boot, voorts onder den Kapitein schreuder haringman, den Schoutbijnacht mulder, den Vice-Admiraal w. van braam, den Kapitein f.s. van bijlandt en nogmaals den Schoutbijnacht melvill, handhaafden bij de Barbarijsche Mogendheden, van 1783 tot 1795, waardiglijk de eer onzer vlag. In 1789 kruiste de Schoutbijnacht van kinsbergen met een ander eskader in de Noordzee, en een hulpeskader onder zijn bevel werd, in 1790, in de Engelsche havens met eene achting behandeld, die de Nederlandsche zeelieden en bodems sedert lang van de zijde der Britten niet hadden genoten. Vooral maakte van kinsbergen zich verdienstelijk bij de verdediging onzer stroomen tegen de aanrukkende Franschen in 1793 en vervolgens. De fabel, door thiers, jomini en andere buitenlanders verhaald, dat