joor van het Indische Leger. Te Groningen, bij J. Oomkens, J.Zoon. 1847. In gr. 8vo. 39 bl. f :-40.
De vruchtbaarheid van Java en het hoog belang van het bezit van dat eiland voor ons Vaderland zijn onderwerpen, welke overvloedig bekend zijn; bepaalde inzigten, die den Schrijver eigen zijn, nieuwe ophelderingen of wenken, hebben wij in deze Redevoering niet aangetroffen. De Schrijver is geen vriend ‘eener inmenging der wetgevende magt van het moederland in het huishoudelijk bewind der Koloniën,’ bl. 21. Wanneer deze aanmerking echter de strekking heeft om de pogingen van die leden onzer Staten-Generaal af te keuren, welke daaromtrent vollediger inlichting verlangen, gelooven wij, dat dezelve misplaatst is. In allen gevalle had dezelve nadere ontwikkeling vereischt. Eene dadelijke inmenging in huishoudelijke bepalingen is op den afstand, waarvan wij van onze Koloniën gescheiden zijn, en bij de mindere kunde aan plaatsen en omstandigheden, die de meesten onzer vertegenwoordigers hebben moeten, noch wenschelijk, noch ook zelfs denkbaar; zij zou den gang van elk bestuur verlammen. Maar het is ook niet dat, wat men begeert. - Voor 't overige gelooven wij, dat deze Redevoering door het Natuurkundig Genootschap te Groningen, in welks vergadering van 24 Maart 1847 zij werd uitgesproken, met genoegen en nut is gehoord, voorgedragen met dien eigenaardigen toon, welken de levendige indrukken van eigene aanschouwing en ondervinding den opsteller geven konden, en opgehelderd (zoo als wij uit bl. 26 bespeuren) door de dadelijke vertooning van modellen van werktuigen, die op Java tot den landbouw gebezigd worden. De lezer moet dat alles missen, en wij betwijfelen daarom, of de Verhandeling wel gedrukt had moeten worden.
J.v.d.H.