Al deze stukken en stukjes dragen het kenmerk van een innig vaderlijk gevoel en van het Christelijk geloof aan onsterfelijkheid en wederzien, zoo als dit de weldadige strekking heeft, om kinderlievende ouders, bij het afsterven hunner dierbare huwelijkspanden, te troosten en op te beuren. Gewis zal niemand, die zich in die omstandigheid bevindt, dit bundeltje zonder stichting en bemoediging inzien en weder uit de hand leggen.
De Heer gallé verklaart - wij merkten dit bereids op - dat hij geen' roem als dichter bedoelt, en deze zou hem ook zeker niet te beurt vallen in eenen tijd, waarin de verbasterde kunstsmaak van sommigen de Dichtkunst, door allerlei middelen, tot eene zoogenaamde hoogte tracht op te voeren, die ons de oogen schemeren en het hoofd duizelen doet; - noch ook geschonken worden door hen, die het wezen der Poëzij in zinledige klanken en duistre bewoordingen wanen gevonden te hebben en naar dien armhartigen maatstaf anderen beoordeelen, ja zich als kunstregters in het gebied van den goeden smaak durven opwerpen.
In zoodanigen tijd en van zulke keurmeesters zal den Amersfoortschen Officier van Justitie weinig lof, maar veeleer afkeuring, als niet op de hoogte zijnde, mogen wachten. Daarenboven - ja, het hooge woord moet er uit! - de dichter der ‘vaderlijke uitboezemingen’ is kennelijk, ofschoon hij dit niet te kennen geeft, een leerling uit de school van feith en de kruyff; mannen, wier namen, voor eene halve eeuw, niet dan met eerbied op den Nederlandschen Zangberg werden uitgesproken, doch die thans, bij niet weinigen, in vergetelheid geraakt zijn, of met een' medelijdenden glimlach of bedenkelijk schouderophalen begroet worden.
Dan, er worden er nog gevonden, die, zonder de zoo aanstonds genoemde Mannen te vergoden of met hunnen arbeid te dweepen, hunne nagedachtenis in eere houden en zich in hunne werken verlustigen, en voor dezen zal de poëzij van den Heer gallé gewis welkom zijn, als de eenvoudige, ware en natuurlijke uitdrukking van het gevoel des harten; - eene uitdrukking, die door het hart verstaan wordt en begrepen, zonder dat zich het hoofd (gelijk met zoo menig zoogenaamd kunstproduct dezer dagen) behoeft te vermoeijen, om te onteijferen, wat de dichter wel eigen-