ming, aan welke geene moeite gespaard wordt, ten einde aan dit Woordenboek den hoogstmogelijken graad van naauwkeurigheid bij te zetten, heeft op die spoedige aanmelding alle aanspraak. Ref. zou kunnen volstaan met te zeggen, dat het werk zich gelijk blijft; dat zegt, dat eene doorgaande volledigheid en naauwkeurigheid slechts zeldzaam door eene misstelling of een verzuim worden ontsierd. Het weinige, dat wij er van aanteekenden, diene tot aanvulling of verbetering.
Niet vermeld vonden wij: de wapens te Pannerden en te Papendrecht; de namen van sommige eigenaars van buitenplaatsen, als: Paradijs, Perel, Rustenburg; wij rekenen, bij het gedurig uit de eene in de andere hand overgaan dier eigendommen, zoodanige vermelding overbodig, maar men was er nu eenmaal mede begonnen, en geeft haar ook thans nog dikwijls: daarom moest hierin meerdere gelijk vormigheid bestaan. Zoo wordt ook aan de Plantagie te Tiel een afzonderlijk art. gegeven; aan die te Rotterdam, Schiedam en elders niet. Het is ook niet noodig, want bij de beschrijving der steden komt het van zelf. Eveneens hadden wij gewenscht, dat de Schrijver zich van de vermelding van eenige dijken (Rampartsche) en wegen (Poelweg) hadde onthouden; hier is het veld eindeloos en nutteloos. Bij het art. Putten ware het doelmatig geweest, het bestaan en de grootte der voormalige Puttensche landmaat (ook elders vóór de invoering van het metrieke stelsel in gebruik) mede te deelen. Het Reigerbosch, waarover zie den Zeeuwschen Volksalmanak, 1845, bl. 39, is geheel overgeslagen; want uit de plaatsaanduiding van de Reigerij in de gemeente Koewacht (dus eenige uren zuidoostelijker) blijkt, dat men aan dit laatste niet te denken hebbe.
Om dit uit den aard reeds zoo breedvoerige werk niet nog meer te doen uitdijen, hadden wij wel gewenscht, dat de geschiedkundige bijzonderheden ook in dit gedeelte meer bekort waren, en dat de Schrijver zijne lezers van het mededeelen der ellendige en nietsbeduidende afleidingen b.v. van de Peel hadde verschoond.
Dat de polder Pannekoek vermoedelijk in 1813 is bedijkt, is vermoedelijk eene drukfout; zoo ook, dat van de Oosterkerk te Rotterdam de eerste steen den 18 Nov. 1680 gelegd, en de inwijding van het gebouw den 1 Jan. 1681 geschied zou zijn. - Op het art. Repast staat, dat de westelijke punt