Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1847
(1847)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 438]
| |
In een zoogenaamd Voorwoord (?), het Voorberigt nog voorafgaande, deelt de Heer h.a.m. van asch van wijck ons mede, dat slechts de vier eerste bladen van dit vierde stuk, hetwelk de bijlagen tot het eigenlijke in drie deelen bestaande werk bevat, bij het leven van zijnen Vader waren afgedrukt. De tweede bijlage was nog niet geheel afgewerkt. Van de derde en volgende bestonden slechts korte aanteekeningen, die aanvulling en herziening zouden hebben ondergaan, alvorens de stukken ter perse te zenden, indien de geachte Schrijver door den dood niet verhinderd ware geworden zijnen arbeid te voltooijen. Teregt besloot echter de zoon het door hem in de nagelaten papieren zijns Vaders gevondene ons niet te mogen onthouden: want, al moge het hier en daar onvolledig zijn, het is toch alles belangrijk en verhoogt de waarde van het werk, welks inhoud voor de vier stukken aan het einde dezer bijlagen vermeld staat. Die bijlagen zelve zijn de volgende: I. Proeve van beantwoording der vraag: Is Utrecht te houden voor de Civitas Tricesimae of het oppidum Tricensima, door ammianus marcellinus vermeld? II. Over de oude toegangen te water en te lande naar Utrecht. III. Over de staatsregterlijke betrekking der Hertogen van Neder-Lotharingen tot de stad Utrecht. IV. Over het Burggraafschap van Utrecht. V. Over Noord-Friesland en de uitgebreidheid des Frieschen handels. VI. Over de uitgebreidheid van den wolhandel op Engeland, in verband met den bloei der Friesche lakenfabrieken. VII. Indeeling der stad in parochien of kerspelen. VIII. Mededeeling van eene plaats uit een Manuscript van claes goete. IX. Charters voorkomende in het Codex tiberius. X en XI. Charter, door Keizer henrick den V verleend te Utrecht in 1122. XII. Charter van Bisschop godebald in 1127, betrekkelijk de groote jaarmarkten te Utrecht uitgevaardigd. Gelijk de mededeeling der vorengezegde Charters van bijzondere dienst is bij de navorsching der geschiedenis, zoo zijn onderscheidene andere bijlagen, vooral de eerste en de zesde, zeer geschikt, om ons dieper in den toestand van Utrecht, gedurende den Romeinschen tijd en de Middel- | |
[pagina 439]
| |
eeuwen, te doen doordringen. Dat Utrecht de civitas tricesimae of unius tricesimae (legionis) is, schijnt ons door Bijlage I toereikend bewezen; terwijl in dat geval er wel moeijelijk meer aan getwijfeld kan worden, of in de streek bij Domburg en Westkapelle lag Heraclea of de Castra Herculis, en bij de Katwijken de civitas Quadrivica of Quadriburgi vicus, zijnde het door de zee overstelpte vierhoekige Brittenburg alsdan het Quadriburgum van ammianus. De namen der zeven civitates, door julianus versterkt, alvorens hij van Mentz, waar zijn leger zich verzamelde, tegen de Alemannen optrok, zijn dan door ammianus, Lib. XVIII, C. II, naar volgorde medegedeeld, als Castra Herculis (Domburg), Quadriburgum (Brittenburg bij Katwijk), Tricesimae (Utrecht), Novesium (Nuis), Bonna (Bonn), Antunnacum (Andernach) en Bingio (Bingen). Wij wenschen aan het nu voltooide werk van wijlen den onderzoeklievenden Heere asch van wijck eene plaats in de boekerij van elken beoefenaar der geschiedenis van ons vaderland. |
|