van gebouwen en kasteelen, van kerken en gestichten, ons van vroeger tijd nagelaten, den letter- en oudheidlievende steeds hoogst welkom, daar zij ons niet zelden in zulke tijdvakken verplaatsen, die niet alleen voor de Geschiedenis des Vaderlands, voor die der Menschheid, der Godsdienst, des Handels of der Kunst van bijzondere aangelegenheid zijn, maar ons tevens stoffe tot zeer nuttige overwegingen en leerrijke gevolgtrekkingen aan de hand geven.
Zoo één gebouw, nu ook, om gebreken in gewelven en grondslagen, gesloopt, eene opzettelijke beschrijving en getrouwe afbeelding waardig was, dan was het voorzeker de oude Beurs van Amsterdam, waarvan onze de decker reeds zeide, dat zij eene Borse was, die alleen all's Werelds Borsen stijfde; en het was dus een zeer gelukkig denkbeeld van den Heer scheltema, om een Gedenkboek dier Beurs zamen te stellen; teregt schrijft hij daarom: ‘Overtuigd van het hooge belang, hetwelk men hier te lande stelt in eene inrigting, waaraan niet slechts de Hoofdstad van ons Rijk, maar ook geheel ons Vaderland zooveel te danken heeft, geloof ik aan mijne Stad- en Landgenooten geene ondienst te doen, met een Gedenkschrift der oude Beurs te Amsterdam en van de opening der nieuwe Beurs aldaar te leveren.’
De Heer scheltema geeft eerst eene beschrijving der oude Beurs, waarbij belangrijke aanteekeningen zijn gevoegd; vervolgens zegt hij iets over de geschiedenis van den handel der Stad, en besluit zijn werk met een beknopt verslag van het oprigten en openen der nieuwe Beurs.
Al wat van de geschiedenis, lotgevallen, bijzonderheden, herstellingen en wat dies meer zij van dat koopmans-kapitool gezegd wordt, is zeer lezenswaardig; terwijl het gespierde vers van van vondel, aen de Beurs van Amsterdam, de beschrijving op eene waardige wijze opent. Zeer gepast heeft de Schrijver het dorre en drooge, aan zulk eene beschrijving anders zoo zeer eigen, afgewisseld door nog andere dichtregelen van dien Prins onzer Nederduitsche Dichters, of door die van de decker, antonides en anderen in den tekst te vlechten, waarbij een en ander nog in belangrijkheid wint door de onmisbare aanteekeningen, die er onder geplaatst zijn.
Het komt ons voor, dat het geleidelijker ware geweest, de geschiedenis van den handel der Stad meer als inleiding