Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1847
(1847)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 295]
| |
lezers op dit Tijdschrift te vestigen, hetwelk, onder medewerking van de Heeren Predikanten in Neêrland's Indië, en ten voordeele van het weeshuis te Parapattan, begonnen is uitgegeven te worden door Dr. van hoëvell, Predikant te Batavia. Inderdaad een hoogst belangrijk verschijnsel en dat iets goeds belooft voor de toekomst! Reeds de mogelijkheid der uitgave strekt ten bewijze van godsdienstige belangstelling en zedelijken vooruitgang in eene kolonie, waar langen tijd de materiëele belangen, op den voorgrond geplaatst, alle hoogere schenen te verdringen. De eenmaal opgewekte behoefte aan goede lectuur, door middel van een dergelijk tijdschrift, schijnt, blijkens de breede lijst der inteekenaren, zich daar allerwegen te openbaren. De gereede toestemming van den Gouverneur-Generaal tot de uitgave getuigt gunstig van den geest, die zijn oppermagtig bestuur kenmerkt. De redactie, die Dr. van hoëvell, in weerwil zijner vele en veelsoortige werkzaamheden, op zich genomen heeft, kon wel niet in betere handen vallen. Meer nog waarborgt de beloofde medewerking der overige Predikanten, ofschoon niet alle evenzeer de bekwaamheid bezitten om de pen te voeren, eenen gewenschten uitslag. Voorts draagt de aanleg van het tijdschrift, dat, in vier afdeelingen, deels verhandelingen over christus en Christendom, deels opmerkingen van practischen aard, deels verhalen uit het gebied der kerkelijke geschiedenis, deels berigten en mengelingen bevatten zal, in het algemeen onze goedkeuring weg. En de inhoud der eerste aflevering, die thans voor ons ligt, stelt de goede verwachting, door dit een en ander ons ingeboezemd, niet te leur. Eene gestrenge beoordeeling van den inhoud ligt buiten ons plan. Al konden wij ons daartoe ook geroepen achten, het ware onheusch tegenover eene zoo lofwaardige, ter naauwernood aangevangene onderneming. De ijver van den Redacteur en zijne medeärbeiders verdient aangemoedigd te worden door het moederland, al ware het zelfs dat hun arbeid veel te wenschen overliet. Wij haasten ons echter, om te verzekeren, dat de uitgave van dit tijdschrift | |
[pagina 296]
| |
daarop regtmatige aanspraak maakt van wege de deugdelijkheid van den inhoud. Ja, wij maken zelfs geene zwarigheid, om de lezing daarvan aan allen zonder onderscheid aan te bevelen. Zij zullen er in vinden, nevens vermeerdering hunner godsdienstige kennis, voedsel voor hun Christelijk geloof en leven. Men meene daarom niet, dat alle opstellen, hier voorhanden, ons evenzeer hebben behaagd. Dat van Ds. van der meer van kuffeler, waarmede deze aflevering geopend wordt, heeft zeker geene eigenlijk gezegde wetenschappelijke waarde en is tamelijk oppervlakkig, ofschoon het zich goed lezen laat. Het handelt over de Profetiën des Ouden Verbonds, in verband beschouwd met de Evangelische waarheid (bl. 1-33), en staat vervolgd te worden. Maar des te hooger zijn wij met de stukken ingenomen, door den Redacteur zelven geplaatst. De gedachten bij het openen der versnelde gemeenschap tusschen Neêrland's Indië en Europa (bl. 35-50), die hij ons mededeelt, getuigen van een' echt Christelijken zin. Met groot genoegen lazen wij zijn opstel over zonde en vergeving, naar het Hoogduitsch (bl. 51-61), omdat het diep ingrijpt in de waarheden van het Evangelie der verlossing. Evenzeer verdient een woord voor treurende ouders, getiteld: jonge dooden, naar aanleiding van Openb. XIV: 1-5 (bl. 63-79), algemeene behartiging, ofschoon velen in de opvatting dier bijbelplaats van hem verschillen. En boven alles kennen wij hoogen lof toe aan zijn geschiedkundig onderzoek omtrent de Maleische Bijbelvertaling, een monument van den godsdienstigen zin onzer vaderen (bl. 83-127). Het getuigt van grondige studie, veelomvattende kennis van zaken, naauwkeurigheid en waarheidsliefde, en brengt, ofschoon misschien niet geheel volledig, veel aan het licht, wat nog verborgen gebleven was. In hoe verre het noodig was, de voorstellen, door de afdeeling Haarlem in overweging gebragt op de eenëndertigste algemeene Vergadering van het Nederlandsche Bijbelgenootschap, daarin op te nemen, laten wij onbeslist. Maar het staat bij ons vast, dat zulke geschiedkundige onderzoekingen, zóó beschreven, rijke winst aanbrengen ook vood | |
[pagina 297]
| |
het moederland. Wat eindelijk het overzigt van den uitwendigen toestand der Protestantsche Kerk in Neêrland's Indië betreft (bl. 131-154), waarmede deze aflevering besloten wordt; aan de erkentenis van deszelfs belangrijkheid paart zich als van zelve de begeerte naar meerdere bijdragen van dien aard, waarop dan ook hope gegeven wordt. En hiermede zij er van dit Tijdschrift, bij deszelfs eerste verschijning, genoeg gezegd. Onze beste wenschen vergezellen de uitgave der volgende afleveringen, waarvan wij de toezending verlangend te gemoet zien. In een' Christelijken geest geschreven, naar de vatbaarheid en behoeften der Christenen in Indië ingerigt, en door verscheidenheid van inhoud dubbel belangrijk, ga het in de kolonie rond, vinde in vele huizen en harten eene goede ontvangst, wekke en bevredige alomme de hoogere behoeften, die daar te veel sluimeren, en zij alzoo den bloei des Christendoms, aan gindsche zijde van den oceaan, in ruime mate bevorderlijk! |
|